Balans in ritmiek, harmonie en melodie in basloos kwartet
CONCERTRECENSIE. Marc Mommaas’ Landmarc, The Guitar Project, Porgy en Bess, Terneuzen,
5 februari 2012
beeld: Eddy Westveer
door: Mischa Beckers
In 1997 streek de Nederlandse saxofonist Marc Mommaas in New York neer. Hij stortte zich onmiddellijk in de daar heersende competitieve jazzscene en groeide er uit tot een vaste waarde. Sindsdien bracht hij verschillende albums uit en leidt diverse gezelschappen. In februari vorig jaar maakte Mommaas indruk in jazzclub Porgy en Bess met het sextet van Amina Figarova. Dit keer speelde hij met zijn eigen band in de Terneuzense jazzgelegenheid.
Saxofonist Marc Mommaas trad in Porgy en Bess op met de gitaristen Vic Juris en Nate Radley.
Die band staat in het teken van zijn album ‘Landmarc’, dat in 2010 verscheen. Het kwam op een bijzondere manier tot stand. Mommaas werkt al zo’n vijftien jaar met drummer Tony Moreno. In 2003 besteedden ze, als duo, veel tijd aan het bestuderen van ritmische concepten uit de Noord-Indiase principes, inclusief de tablahistorie. Dat vormde de basis voor nieuwe composities. Op zoek naar harmonische aanvulling kwam hij uit bij gitarist Nate Radley. Als trio klikte het, maar eenmaal in de studio wilde Mommaas extra klankkleuren. Daarom voegde hij nog een gitarist, Vic Juris, toe. Die speelde in de jaren vijftig al met onder andere Chet Baker, nu met bijvoorbeeld David Liebman en bewandelde diverse paden, tot aan fusion toe. Met deze heren promoot Mommaas zijn album live en hanteert daarbij de toepasselijke subtitel ‘The guitar project’.
De saxofonist opende met een nieuwe compositie: een voorlopig titelloze suite. Daarna volgden alle stukken van het album. Mommaas’ bijzondere taal kwam meteen tot uitdrukking. Hij schreef de muziek zonder basfunctie. Ritmische verhalen vormen de basis. De meer raga-achtige ondergrond daarvan klonk door in stukken als ‘ASAP’ en ‘Landmarc’. Een continue interactie en communicatie was gaande tussen de vier musici. Ritmische patronen klonken daarbij samen, volgden op en uit elkaar, of als antwoord op een vraag.
Daarbovenop lagen de melodische thema’s, vaak door Mommaas verwoord. Het was bijzonder om te zien hoe de twee gitaristen elkaar in dit spel aanvulden en versterkten. Beiden gebruikten in de begeleiding een combinatie van akkoordspel, loopjes en verbindingsnoten, maar hun stijl was daarbij, net als bij de solo’s, verschillend. Juris startte soms vanuit meer traditioneel aandoende akkoorden melodieuze lijnen, maar produceerde net zo goed, met zogenaamde hammer-ons en pull-offs, een spervuur van klanken. Radley nam vaak een patroontje dat hij razendsnel steeds iets hoger of lager op de hals herhaalde. Dat deed hij niet op enkele snaren, maar ook getokkeld, met open akkoorden.
Slagwerker Tony Moreno. Marc Mommaas' Landmarc in het Terneuzense jazzpodium Porgy en Bess.
Hoewel complex van structuur klonken stukken als het drukke en dynamiekvolle ‘Orbit’ toegankelijk. De inzet van een dwingende groove werd soms gesuggereerd door Moreno, maar die hield het bij voorkeur wat losser. Sowieso is Moreno een bijzondere drummer. Geëigende invullingen van een beat vermeed hij. Ook in een swinggeoriënteerd stuk als ‘Brush on canvas’ sloeg hij niet, zoals te verwachten, de maat op zijn ridebekken. Veeleer accentueerde hij – in de uptempo stukken met flinke urgentie, roffelend over alle onderdelen van zijn drumkit, als een soort Keith Moon in jazz - en niet zelden trommelde hij daarbij de melodie mee.
Naast de uptempo en wat drukkere stukken klonken sfeervolle, filmische nummers. Daarbij deden Juris’ stijl en geluid in het langzame, prachtige ‘Folksong’ denken aan (geavanceerdere fingerpicking) countrygitaar. Hij kleedde dat met akkoorduitbreidingen mooi aan. Mysterieus werd het in ‘Cassavetes caravan’. Initieel bestond het ritme hier uit een staccato akkoordsequentie (op het album aangevuld met elektrische sitar). Dat ging over in een patroon van gedubbelde en geharmoniseerde loopjes. Daaronder schoof één van de gitaristen vervolgens weer een ritme van akkoorden dat de rest meenam. In dit stuk zetten de gitaristen ook een vernuftig intermezzo neer: in een King Crimson-achtige sfeer weefden Juris en Radley hun gitaarpartijen ineen.
En Mommaas? Die genoot van wat hij gecreëerd had en van de muzikanten waarmee hij het kon uitvoeren. De saxofonist is een toonbeeld van beheersing. Hij speelde soms lange, vloeiend lopende lijnen in ongenadig tempo over de soms ingewikkelde akkoordsequenties. Zijn toon is vol, rond maar niet noodzakelijk (te) hard. ‘Little one’ werd ingeleid met mooi doorklinkende, open akkoorden van Radley. Fluisterend en zeer gevoelig verklankte Mommaas daarna zijn emoties na de geboorte van zijn dochter.
In de stukken van deze band gebeurt continu veel. Het is knap hoe dit gezelschap daarin de balans in ritmiek, harmonie en melodie neerzet.