LOUIS ARMSTRONG IN DE DUTCH SWING COLLEGE BAND (2)
VERHAAL
door: Michael Varekamp
Het zijn vier lange jaren en toch vliegen ze voorbij. Na mijn ja-woord beloof ik mezelf om iedere avond tot het uiterste te gaan. Ik heb op het conservatorium nog twee jaar te gaan maar het voelt al als een master na de master. Alsof ik het grote mensenvak leer waar ik altijd stiekem van heb gedroomd maar dan mèt dat blauwe bloed. Ik zit op de Grote Vaart.
Mijn bereik breidt zich spontaan uit met een half octaaf in het hoge register en ik begin er van te houden dat iedere avond hetzelfde stramien heeft waardoor je eindeloos kunt schaven net zolang tot je de perfecte uitvoering hebt. Het zijn vormende jaren. Binnen de jazz is daar altijd veel discussie over. Is alles nu geïmproviseerd of niet? Echter, sinds de uitvinding van de cd (daar kon meer muziek op) hoor je bij menig opname van onze helden in de alternate takes wel degelijk goed doordachte en telkens terugkerende fragmenten. Daarnaast is het onzinnig en onmogelijk om iedere avond iets totaal nieuws te verzinnen wanneer je tweehonderd keer per jaar met dezelfde band op het podium staat. Je zoekt een persoonlijke ingang en vervolgens ga je prutsen, perfectioneren, vragen stellen. Net zolang tot je jouw beste versie hebt. Het is ook praktisch. In een leven dat bestaat uit louter One Nighters is het fijn als er zekerheden zijn. Geen dichtgetimmerde maar een soort basis van waaruit je iedere avond iets dieper probeert te reiken.
In de kleedkamer zit ik in die hoek en mijn schoenen staan altijd onder waar ik mijn broek ophang.
Vervolgens zoek je op instinct de kortste weg naar het podium in een gebouw waar je nog nooit geweest bent en pas over een paar jaar weer een keer zal zijn voor een avond. De microfoon staat goed daar, op die hoogte met de juiste knik, de dempers liggen rechts van de drums. Dan begint het pas. 'Arghhh… daar die blue note voor de ritmesectie... deze lick herhalen… nee niet meteen wegdoen zoals gister… pas nu een climax… nu barst het publiek los… zie je wel...'
Voorwaarde is wel dat je steeds als je het instrument uitpakt, je oprecht geïnspireerd bent. Inspiratie is allesbehalve toeval en bestaat net zo goed uit discipline vind ik onderweg uit. Een combinatie van focus en oprechte toewijding. Dat je niets voor lief neemt. Nooit. Uit principe niet. Bovendien vergt het onderhoud. De discipline om jezelf zo te prepareren voor een optreden dat je zelfbewust en ontvankelijk tegelijk bent. En dan komt 'ie. The holy spirit. Of niet natuurlijk maar dan heb je er in ieder geval alles aan gedaan en slaag je sowieso met minstens een acht.
Louis Armstrong… Louis Armstrong in de Dutch Swing College Band!
Ik zit een half jaar in de band en sta aan het sterfbed van Dutch Swing College Legende Arie Lighthart.
Lighthart maakte de band als zakelijk leider groot en wereldberoemd nadat een helft van het orkest ergens halverwege de jaren vijftig besloot om professioneel te worden. De andere helft schoof de burgermaatschappij in maar bleef altijd dat Beatles achtige aura houden, maar dan in Dixieland.
Misschien nog wel meer dan de leden die als professionals waren doorgegaan en de band avond aan avond een onverwoestbare reputatie hadden bezorgd. Arie zat in zijn jonge jaren op de Coca Cola vrachtwagen, misschien had dat er iets mee te maken. Die wist wel hoe je iets moest verkopen ging het gerucht in Den Haag.
Ik heb in die tijd niet alleen blauw bloed ik voel me ook een prins. Kroonprins en dus troonopvolger.
Voor even is alles mogelijk. Later realiseer ik me dat het mijn eigen ambities in de weg zou staan en ik in het geval van succes voor altijd de geschiedenis van de band op mijn rug zou moeten meetorsen.
Maar daar aan het sterfbed speelt dat nog niet. In al zijn tragiek is het een glorieus moment. ‘Arie zou de nieuwe trompettist van de band graag ontmoeten’ zegt Bob Kaper een paar dagen daarvoor achteloos. Bob is naast klarinettist de onverwoestbare motor en leider van het orkest sinds de dood van de legendarische Peter Schilperoort. Schilperoort was een van de oprichters en artistiek leider sinds jaar en dag. Ik voel me vereerd.
Naast zakelijk leider was Arie een begaafd banjoïst. Prominent in de mix te horen op platen als Party Favourites en Swing College at home. Inmiddels stuk voor stuk duurbetaalde collectors items voor de hardcore fans. Die banjo geeft de band precies de juiste sjeu en puntigheid in die dagen.
Hij zou tot 1974 beide taken combineren voordat zaken het zouden winnen van het meisje. Als manager zou hij nog een fiks aantal jaren zijn stempel op het orkest drukken. Zijn opvolger op de banjostoel was trouwens een kort leven beschoren in het sterrengezelschap. Banjoïst Van K. was een beetje een weirdo zouden we nu zeggen, vijftig jaar later. Daarbij bleek na zijn aanstelling dat hij helaas niet helemaal over het voor de band gewenste mentale gestel beschikte. In het heetst van een hoogoplopende discussie over natuurlijk niks riep hij vertwijfeld en op hoge toon 'Anders ga ik de band wel uit!', waarop de voltallige band enthousiast vanachter uit de bus liet horen dat dat dan bij deze geregeld was. Een verschrikte Van K. probeerde het nog terug te draaien met het plausibele argument dat hij het beslist niet zo bedoeld had maar daar kon geen sprake meer van zijn. Het stond nu vast. Daarmee was zijn lot bezegeld. Bandcultuur is hard en meedogenloos en toch ergens ook eerlijk. Vervolgens zou het een jaar of dertig duren voordat de band weer met een banjo zou gaan spelen. Zelfs tot ver in de jaren negentig kregen we nog wel eens de vraag wat er toch met de banjospeler was gebeurd. Dat ging nooit over Van K. Altijd over Arie.
Hij oogt kwetsbaar daar in het ziekenhuisbed. Vermagerd, ziek, versuft.
De pijnstillers doen hun werk. Als ik met Bob aan zijn bed sta duurt het even voor hij ons ziet.
Het is een gekke gewaarwording maar ineens zie ik voor heel even de glans in zijn ogen terugkomen.
De nog levende legende veert op en concludeert stralend dat Louis Armstrong nu toch echt in de Dutch Swing College Band zit.
Ik heb Arie maar een keer eerder gezien in mijn leven. Ik ben veertien jaar en werk in de in die tijd fameuze Spiegeltent aan de Turfmarkt in Gouda. Niet als muzikant maar als ober, bordenwasser en portier. In die volgorde. De Spiegeltent is een prachtige klassieke tent met veel hout, spiegels en circusdoek. En Jazz.
Er is die avond een Jazzparty. Het vijftig jarig bestaan van de Dutch Swing Society wordt gevierd. Een band geïnspireerd op de DSC uit de jaren vijftig zoals er wel meer zijn door het land verspreid. Precies hoe het gaat wanneer je school maakt. Een school die de jazzboeken in zou gaan als de Haagse School, met een knipoog naar de schilders. Er wordt die avond gejammed in alle soorten en maten door sjieke amateurs en dito professionals. Heden en verleden lopen kris kras door elkaar. Ik heb eindeloos naar deze avond uitgekeken en net zo eindeloos aan mijn bazin gevraagd of ze kan regelen dat ik een nummer mee kan spelen. Please… please… zouden mijn kinderen zeggen.
De bazin vervult haar kosmische taak. Bij het laatste nummer is het zover en word ik uitgenodigd op het toch al overvolle podium. Daar sta ik. Tussen de crème de la crème van de Nederlandse dixieland. Het merendeel heeft wel eens ingevallen bij het Swing College of ik ken ze uit het boek 'Jazz en geïmproviseerde muziek in Nederland' dat ik zo'n beetje uit mijn hoofd weet. One-two-you-know-what-to-do.
Bye bye blackbird in F.
Van akkoorden heb ik geen flauw idee maar ik red me met de melodie, m’n geluid en de blues. Ik ben dan al jazz weet ik diep van binnen. Zo trots als een pauw stap ik tien minuten later van het podium om gelijk weer aan het echte werk te gaan als portier die de gasten uitlaat nu het feest is afgelopen.
Mijn zakken puilen uit van de guldens, daalders en complimenten als Arie Lighthart plots voor mijn neus staat. You sound great man! Waarom neem je geen les, je hebt de feel.
Les… les… denk ik… Tjeezus. Daar was ik net mee gestopt. Bij die gefrustreerde klootzak van een trompetleraar die ik had. Mijn eerste. Hij bracht me weinig meer bij dan de angst om fouten te maken en dat ademsteun de buikspieren van een bokser vergt. Om zijn woorden kracht bij te zetten geeft hij er steeds een klap op als hij het uitlegt. Pas op het conservatorium leerde ik af om mijn buik als een kooivechter aan te spannen tijdens het spelen. En de speklap. ‘Doe die speklap weg!’. De speklap is mijn tong en het gaat over het aanzetten van noten. Ik ben pas tien maar ik moet er nog wel eens aan denken als ik zomaar op een avond ergens in de wereld op een podium sta.
Waarom neem je geen les. Ik weet heus wel dat 'ie gelijk heeft.
Even later krijg ik een glimlach op mijn gezicht die nog weken of misschien wel jaren stand zal houden.
Bob en ik zijn stil daar aan het bed. Als kleine jongens. Voor Bob, dertig jaar ouder dan ik was het ook een jeugdidool. Er loopt een rilling over mijn rug. Voor even komt alles bij elkaar. Alsof mijn leven tot dan toe in het teken heeft gestaan van dit moment. Louis Armstrong in de Dutch Swing College Band.
De begrafenis een paar dagen later houdt het midden tussen een scene uit The Godfather en een wilde avond in de Haagse Jazzclub. Precies zoals muzikanten zijn. Je bent willens en wetens onderdeel van een zelfgekozen familie die iedere dag opnieuw besluit samen door dik en dun te gaan en er het beste van te maken. Zoals dat gaat op de Grote Vaart. Of in het leger.
Het is een kleurrijke combinatie van family en extended family. Het hele DSC gezin bij elkaar.
Je kunt hier wel twaalf bezettingen samenstellen uit al die jaren. Een bonte mengeling van bekende en minder bekende muzikanten, invallers, van platenbazen en producenten en natuurlijk zijn er ‘ vrouwen van’. Sommigen kunnen elkaars bloed wel drinken, precies zoals in de meeste families weleens voorkomt. Ik ben de jongste en trots op het feit dat ik Arie echt heb mogen ontmoeten ook al was het op zijn laatste bed. Ik ervaar het als een voorrecht, zoveel weet ik er wel van inmiddels.
De plechtigheid ontaardt in een pandemonium van live muziek, praatjes, nieuwe en oude liefdes en hervonden vriendschappen dan wel vetes. Iemand maakt van de gelegenheid gebruik om de nieuwste cd van haar echtgenoot aan de man te brengen. Met een mix van egocentrisme en medeleven op het gezicht dwaalt ze door de aula van de uitvaart. Mét een stapeltje cd’s op haar arm. Het kan goed zijn dat ook het voorgeschreven recept van de jubilaris in ruste ermee te maken heeft. Gebrande pinda's met daarbij een borreltje-cola. Een eventuele kopstoot wordt - net als bij leven - ook goed gerekend.
Tegen de tijd dat het feest voorbij is word ik samen met nog een paar die hards vleugellam het crematorium uitgeveegd.
‘Kom kom, we zijn klaar Meneer.’
'Hee, ik ben hier aan het rouwen' probeer ik nog opzichtig een laatste ronde te versieren maar de begrafenisondernemer is ongevoelig voor mijn sentiment. Aan alles komt een eind.
Zo ook aan de dag dat Louis Armstrong in de Dutch Swing College Band zat.
En aan de grote verbroedering.
Al is het maar tot de volgende begrafenis.
Voorafgaand:

