De dunne, zwarte lijnen van David Stone Martin
JAZZ & BEELDENDE KUNST
door: Johan Bakker
Het album 'Bird and Diz' uit 1950 geïllustreerd door David Stone Martin,
met de vogel bij de saxofoon.
Door de jaren heen hebben beeldend kunstenaars en jazzmusici elkaar gestimuleerd. In deze serie bekijken we enkele opvallende voorbeelden hiervan. Deze keer David Stone Martin (1913 – 1992).
![]()
Enkele hoezen uit de serie ‘Jazz At The Philharmonic’ uit 1947 en 1956.
Uitvinder van de toegepaste jazzkunst
Je zou Martin de uitvinder van de toegepaste jazzkunst kunnen noemen. Hij kwam in 1913 ter wereld in Chicago en volgde daar een kunstopleiding aan het School of Art Institute. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Martin zijn talent in voor het Office of War Information, waar hij beeld en geluid verzorgde voor de Amerikaanse troepen. Hij leerde pianist Mary Lou Williams in de jaren veertig kennen in Café Society, de eerste club in New York waar een gemengd publiek welkom was. Williams had net een platencontract getekend bij het nieuwe Asch Records-label. Ze vroeg oprichter Moses Asch of Martin de hoes van haar album mocht ontwerpen. David Stone Martin plaatste een piano in zijn atelier zodat hij Williams vanuit iedere positie kon observeren en vastleggen. Martins tekeningen pasten perfect bij haar muziek. De samenwerking met Asch Records werd dan ook zonder problemen voortgezet.
![]()
‘The Lionel Hampton Quartet No.2’ (1952), Various Artists: ‘Jam Session No. 4’ (1952) en Dizzy Gillespie: ‘Dizzy and Strings’ (1957).
Pakkende covers
De pakkende covers van David Stone Martin trokken de aandacht. Ook andere labels kregen interesse. Over een periode van zo’n vier decennia creëerde Martin honderden platencovers. Hij paste zijn tekenstijl aan bij de muziek op de grammofoonplaat. Wel zijn er enkele constanten in zijn werk aan te wijzen. Typerend is zijn dunne, zwarte lijn. Martin was in staat om met enkele pennenstreken een muzikant herkenbaar te portretteren. Soms had hij genoeg aan een attribuut zoals de vibrafoon-mallets van Lionel Hampton of de hoed van Lester Young. Om Charlie ‘Bird’ Parker geloofwaardig neer te zetten, combineerde hij een saxofoon en een vogel. De zwarte lijnen plaatste hij in abstracte kleurvlakken die een warme achtergrond vormden. Voor een dramatisch effect liet hij soms laagjes donkere verf uitlopen over de tekeningen. Martin was verantwoordelijk voor het gehele hoesontwerp, hij zorgde ook voor een passende belettering.
![]()
Robert Trendler and His Orchestra: George Gershwin’s ‘Porgy and Bess’ (1955), Benny Carter: ‘Cosmopolite’ (1953) en Johnny Hodges: ‘Creamy’ (1955).
Trompetlogo
Zijn bekendste afbeeldingen maakte David Stone Martin in samenwerking met impresario Norman Granz. Met het succesvolle ‘Jazz at the Philharmonic’-project verzorgde Granz in de jaren veertig en vijftig concertseries. Artiesten als Nat King Cole, Les Paul, Illinois Jacquet, Oscar Peterson en Ella Fitzgerald reisden met de JATP-big band de wereld rond. Martin ontwierp het trompetlogo voor ‘Jazz At The Philharmonic’, de posters waarmee de concerten werden aangekondigd en de covers van de platen die uit dit project voortvloeiden.
![]()
Mary Lou Williams: ‘Piano solos’ (1946), ‘Buddy Rich and Sweets Edison’ (1955) en het boek ‘Jazz Graphics’ met werken van David Stone Martin (1991).
Verzamelaars en musea
David Stone Martin slaagde er steeds beter in om de kracht van levende jazz visueel over te brengen. In zijn kunstwerken zag je het plezier terug van het musiceren, maar ook de ellendige omstandigheden waaruit die muziek soms voortkwam. Zijn tekeningen hadden, net als jazz zelf, een troostende werking.
Zijn artistieke hoezen zijn geliefd bij een groeiende groep verzamelaars. Als op zichzelf staande kunstwerken zijn ze tegenwoordig ook te zien in het Museum of Modern Art en het Metropolitan Museum of Art in New York, het Art Insitute of Chicago en in het Smithsonian Institution in Washington DC.

