Soms ontroerende herhalingsoefening van Chicago-jazz uit de jaren vijftig
CONCERTRECENSIE. Mike Reed People, Places & Things ft Art Hoyle, Julian Priester, Ari Brown. Bimhuis, 28 april
beeld: Frans Goddijn
door: Mischa Andriessen
Drummer Mike Reed is de drijvende kracht achter minstens twee projecten: Loose Assembly en People, Places & Things (PPT). Met PPT verkent hij de muziek uit Chicago uit de jaren vijftig, zoals de vroege bands van Sun Ra, maar ook tal van plaatselijke grootheden die buiten de stadsgrenzen niet of nauwelijks roem hebben vergaard. Reed documenteerde het project met drie cd’s.
Slagwerker Mike Reed en zijn People, Places & Things met onder meer trombonist Julian Priester (m) in het Bimhuis.
Voor het onlangs verschenen ‘Stories and Negotiations’ breidde Reed zijn basiskwartet - Greg Ward (as) Tim Haldeman (ts) Jason Roebke (b) - uit tot een octet, met behalve trombonist Jeb Bishop drie veteranen uit de scene Ira Sullivan (ts), Art Hoyle (tp) en Julian Priester (tb). Met deze groep gaf hij een eenmalig concert in Nederland waarbij Ira Sullivan om gezondheidsredenen werd vervangen door Ari Brown.
Hoe zeer de muziek ook geënt is op de oude Chicago jazz, de jazz van PPT staat duidelijk ook onder invloed van bandleider Reed. Hij lijkt verlegen, zelfs wat flegmatiek en zo begint een nummer ook vaak; het voorzichtig aftasten van een melodielijn, een zacht ingezette solo en dan ineens valt de band in en luister je naar een zeer hecht spelende groep met een ouderwets vette swing. Reed maakt daarbij goed gebruik van de musici; het felle, energieke spel van Greg Ward, het warme, sensitieve en wat timide spel van Tim Haldeman. Dit keer dus aangevuld met vier andere opmerkelijke muzikanten.
Daarvan maakte de fragiele Julian Priester de meeste indruk. Nu de power goeddeels weg is, moet de bijna vijfenzeventigjarige trombonist zijn andere kwaliteiten aanspreken en dat deed hij zeer overtuigend met soms ontroerend spel. Hij vertelt een geheel eigen verhaal waarin de volgende noot nooit de meest voor de hand liggende is, maar evenmin de meest excentrieke. Priester’s subtiele onalledaagsheid klinkt ook door in die vroege stukken van Sun Ra en andere pioniers. Reed heeft dat grotendeels in zijn waarde gelaten, richt zich in de eerste plaats op het spelen van deze muziek en is niet bezig om daar fanatiek zijn stempel op te drukken.
Altsaxofonist Greg Ward, trompettist Art Hoyle en tenorsaxofonist Ari Brown.
Dat is zowel de kracht als de zwakte van dit project. Het gespeelde materiaal is vitaal en krachtig, het afstoffen meer dan waard. Zoals je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen, is de nieuwe vertolking automatisch anders omdat de muziek die in de tussenliggende periode werd gemaakt er toch ook in doorklinkt. Zo hoorde je in PPT’s versie van ‘Status Quo’, ooit door Clifford Jordan en John Gilmore weergaloos op plaat gezet, ineens sporen van Ornette Coleman en wel vaker vielen oude en nieuwe jazz verrassend goed samen.
Het nadeel is dat de muziek soms een soort re-enactment dreigt te worden. Een knap uitgevoerde herhalingsoefening, waarbij de jongere musici dit keer ook met de handrem op leken te spelen. Bishop en Ward vielen dit keer bijvoorbeeld veel minder op dan bij andere gelegenheden en vooral Ward leek het venijn in zijn solo’s voor het groepsbelang te hebben afgezwakt. PPT mag dan het project zijn waarmee Reed de aandacht heeft getrokken en door Down Beat zelfs als coming star werd onderscheiden, zo spannend als zijn andere groep Loose Assembly is ze helaas toch niet. De oude musici en die grote voorbeelden uit de oude Chicago jazz dwingen misschien toch te veel respect af.