Gure wind raast over de onafzienbare zandvlakte van Atomic
CONCERTRECENSIE. Atomic, Bimhuis Amsterdam, 9 december 2011
beeld: Julia Free
door: Jan Jasper Tamboer
De opening van het concert van Atomic in het Bimhuis is overdonderend. Trompettist Magnus Broo móét al gedegen hebben ingeblazen voor aanvang, anders kan hij niet zo uit het niets een verbluffende en treffende partij spelen vol coloratuur. En een uitgebreide contrabassolo in het beginnummer, dat is toch ook wel gedurfd.
De Scandinavische band Atomic in Bimhuis met Ingebrigt Håker Flaten, Paal Nilssen-Love, Magnus Broo en Fredrik Ljungkvist.
Waarom herken je een Scandinavische band direct zonder de specifieke kenmerken van de sound te kunnen duiden? Er zijn genoeg pogingen gedaan om het geluid te beschrijven, die meestal refereren aan natuurelementen. De verlatenheid van de uitgestrekte bossen, de magie van het noorderlicht, dat soort termen. Maar de knarsende tonen van trompettist Broo doen eerder denken aan een gure wind die over een onafzienbare zandvlakte raast. En de spreekwoordelijke geslotenheid van noorderlingen lijkt ook niet van toepassing op de hartelijke rietblazer Fredrik Ljungkvist, die met de anekdote over zijn nieuwe saxofoon die hij in de trein had laten liggen, voor veel hilariteit zorgt.
Het lijkt erop dat Atomic Amerikaanse en Europese jazz verenigt, zoals de band ook traditie en vrije improvisatie verbindt. Tekenend is dat een nummer van hun nieuwe album 'Here Comes Everybody' een Italiaanse titel heeft, ook daar schuilt kennelijk een invloed. Uiteindelijk heeft de groep een eigen geluid, binnen de Scandinavische sfeer. Dat kan ook niet anders, met louter persoonlijkheden binnen de gelederen. Energie en humor werken aanstekelijk. Een unisono geblazen pastiche op een bebopthema is erg grappig.
De vijf instrumenten binnen de band vormen vijf componenten die in elkaar grijpen als legoblokjes. Een zwakke schakel ontbreekt. Binnen het geheel ontstaan geregeld subgroepen. Zo is er een duet van baritonsax en contrabas, en zwijgen de beide blazers meerdere keren om het spel aan het pianotrio te laten. De koperspelers vormen vaker een koppel tegenover de rest, soms hanteren ze een heel ander tempo en ritme dan de anderen, met tegengestelde bewegingen.
Fredrik Ljungkvist, Håvard Wiik, Ingebrigt Håker Flaten.
Sommige individuele prestaties trekken de aandacht. Pianist Håvard Wiik is melodisch niet sterk, maar zijn zwierige noten zijn als vloeistofdia's op een jaren zeventig-feest. Ljungkvist speelt op zijn saxen frases in het hoge en middenregister, maar stoot daar steevast lage tonen doorheen, als een soort commentaar op zijn eigen spel. Soms voelt het alsof de muziek als een kippenvelbeweging van je tenen naar je kruin trekt. De noten van trompettist Broo lijken alle kanten op te fladderen, maar wat een beheersing toont de man.
Atomic speelt twee sets van ieder een half uur, maar komt wel met een lange toegift. Voor het zover is heeft het tweede gedeelte een zekere impasse gekend, waarin de boel wat in elkaar zakt en de ideeën en inspiratie even wegvloeien. Een klassiek aandoende pianosolo kan niet boeien. Het is een schijnbeweging, want het vuurwerk moet nog komen. In een swingend up-temponummer laat Ljungkvist horen dat een baritonsax ook over heel hoge noten beschikt. Het is nu zijn finest hour, zijn lichamelijke expressie spreekt boekdelen.
Dat had het beste de afsluiting geweest, want de toegift doet afbreuk aan de juist ontstane feestvreugde. Het nummer duurt onnodig lang en duwt iedereen weer in de zetels terug. Eigenlijk was Ljungkvist ook wel toe aan een biertje, liet hij blijken. Hij had beter kunnen toegeven aan zijn genotzuchtige behoeften. Maar, toch ook wel weer sympathiek tegenover het publiek dat hij die uitstelde.