Bob Brookmeyer – Music for String Quartet and Orchestra
CD-RECENSIE
Bob Brookmeyer – Music for String Quartet and Orchestra
bezetting: Metropole Orkest en Gustav Klimt Strijkkwartet
opgenomen: 16-20 juni 2003 in Muziekcentrum van de Omroep, Hilversum
release: 2008
label: Challenge Records
tracks: 4
tijd: 55.38
website: www.bobbrookmeyer.com - www.challengerecords.com
myspace: www.myspace.com/bobbrookmeyer
door: Rinus van der Heijden
Ventieltrombonist Bob Brookmeyer manifesteert zich naarmate hij ouder wordt – hij wordt dit jaar tachtig – meer en meer als componist, dirigent en arrangeur. Toch begon hij al in 1980 aan de klus klassieke muziek schrijven voor groot jazzorkest. Op de hier besproken cd echter is iets anders aan de gang. Brookmeyer ontmoette rond de eeuwwisseling Mieke Honingh van het Gustav Klimt Strijkkwartet, die hem vroeg een stuk voor haar ensemble te schrijven. Toen producer Frits Bayens nadien hetzelfde vroeg voor groot orkest, ging Brookmeyer aan de slag en maakte hij zo’n vijftig pagina’s vol schetsen, hetgeen uiteindelijk drie stukken opleverde. Stukken waarin klassiek en jazz elkaar de hand reiken.
Die drie stukken staan op deze cd. Het vierde, het zeventien minuten durende ‘A Frolic And A Tune’ volgde later. In juni 2003 volgde de opname van de cd, die eind vorig jaar uitkwam.
Bob Brookmeyer vond het nodig zelf als dirigent aan te treden. Dat is begrijpelijk, als je de cd beluistert. Met name de uitgebreide orkestgedeelten van het Metropole Orkest hebben directie en begeleiding nodig van iemand, die midden in de muziek staat. De componist is uiteraard de aangewezen persoon.
Brookmeyer is erin geslaagd zowel het strijkkwartet als het grote jazzorkest hun eigen identiteit te laten behouden in een mix van muziek waarin klassiek en jazz samengaan, maar elke muziekstijl ook afzonderlijk is te horen. De eerste klus die Brookmeyer ooit klaarde op het gebied van kamermuziek was voor dirigent Werner Herbers en zijn Nederlands Blazers Ensemble. In feite heeft hij bij het componeren voor deze cd die lijn voortgezet, nu voor de strijkers van ‘Gustav Klimt’. Alleen breide Brookmeyer er een vervolg aan, door die kamermuziek in te bedden in de massieve klank van een groot orkest. Dat levert intrigerende klanken op, omdat Brookmeyer intuïtief heeft geschreven en de ervaring die hij eerder opdeed slechts laat meelopen om dat instinctmatige karakter van de muziek verder aan te scherpen. Heel mooi gedaan!