Jazz Brugge 2008 voer voor pure jazzliefhebber
CONCERTRECENSIE. Slotdag Festival Jazz Brugge, zondag 5 oktober 2008
Trium; Béla Szacsi Lakatos / Miklós Lukács; Frank Vaganée & Zapp String Quartet New; Henri Texier ‘Strada’ sextet; Anders Bergcrantz Quintet
beeld: Thomas van der Aa
door: Mischa Andriessen
Jazz Brugge 2008 bood intieme pianoconcerten, improvisatie, freejazz, mainstream jazz, veel humor en creativiteit, maar ook invloeden uit de Hongaarse volksmuziek zoals op de slotdag van het festival met het concert van het duo Béla Szacsi Lakatos / Miklós Lukács. Uit Frankrijk stond Henri Texier ‘Strada’ Sextet op het programma en uit Nederland het Zapp String Quartet dat een optreden verzorgde met de Belgische saxofonist Frank Vaganee. Het Zweedse Anders Bergcrantz Quintet bleek een buitenbeentje op deze laatste dag van het festival dat door het Italiaanse trio Trium geopend werd.
Béla Szacsi Lakatos, Henri en Sébastien Texier, en Frank Vaganée op de slotdag van Jazz Brugge 2008
Trium
Groeningemuseum Brugge
Trium is een trio onder leiding van de Italiaanse drummer en componist Francesco Branciamore. Op de cd die vorig jaar verscheen wordt hij bijgestaan door de Franse trompettist Jean-Luc Cappozzo en diens landgenoot Michel Godard op tuba en serpent. Godard was er in Brugge niet bij. Zijn plaats werd ingenomen door niet zomaar een vervanger, namelijk de Italiaanse meestertrombonist en tubaspeler Giancarlo Schiafini.
Het drietal maakt muziek die nadrukkelijk grenzen opzoekt. Die tussen compositie en improvisatie, maar ook die tussen jazz en hedendaags klassieke muziek. Mede door de ongewone bezetting bepaald geen eenvoudige kost, maar wel horend tot het allerbeste wat deze stiel te bieden heeft. Hoewel beide blazers uitmuntende solisten zijn die met veel expressiviteit, fantasie en de nodige humor spelen, is Branciamore zelf de cruciale schakel in de band. De Italiaan heeft een drumstijl ontwikkeld die meteen dirigerend werkt zonder daarmee alle lucht uit de improvisatie te trekken. In plaats daarvan kan hij met subtiele aanpassingen de koers net iets verleggen. Een ander timbre of tempo aangeven zonder het broze evenwicht tussen de beide blazers te verbreken.
In Brugge kwam de groep beter tot zijn recht dan op de cd. Dat is logisch. Dergelijke muziek moet je meemaken; zien en horen hoe de muzikanten hun beslissingen nemen en je laten meeslepen over het pad dat zij ter plaatse kiezen. Heel mooi bijvoorbeeld om Cappozzo steeds roder en zweteriger te zien worden en hem zichzelf met zijn linkerhand te zien dirigeren. Nog mooier: zien hoe er na elke gelukte improvisatie een gulle lach op zijn ronde gezicht verschijnt. Het zijn dergelijke kleine dingen die je helpen het complexe universum van Branciamore, Schiaffini en Cappozzo te begrijpen en te koesteren om wat het is: een eerbetoon aan de verbeelding.
Béla Szacsi Lakatos / Miklós Lukács
Kamermuziekzaal Concertgebouw Brugge
Bij een verkenning van de Europese jazz hoort natuurlijk ook een verkenning van een van haar belangrijke wortels: de Europese volksmuziek. In Hongarije zijn er een aantal muzikanten die uitermate succesvol folk en jazz mengen, zoals de rietblazer Mihály Dresch. De beide Hongaren die op de slotdag in de Kamermuziekzaal speelden, hebben een vergelijkbare achtergrond. Pianist Béla Szakcsi Lakatos is een spilfiguur in de Hongaarse jazz die met grootheden uit heel de wereld speelde. Miklós Lukács die het prachtige snaarinstrument de cymbalom bespeelt, is wat jonger, maar dat zijn bijzondere instrument uitzonderlijke jazz kan voortbrengen, heeft hij al ruimschoots bewezen op platen van wederom Mihály Dresch.
Het optreden van de twee Hongaren bevond zich op het snijpunt van volksmuziek, hedendaags klassiek en in mindere mate jazz. De basloopjes op piano verraadden wel de nodige jazzinvloed, maar Szakcsi Lakatos en Lukács paarden met name de ritmische rijkdom van de Hongaarse volks- en klassieke muziek aan de uitdagende harmonieën van hedendaags klassiek. Veel oosterse invloeden ook die vooral op de cymbalom naar voren kwamen.
Voor een aantal jazzfans was de muziek van het duo te weinig jazz om door hen gewaardeerd te kunnen worden. Gezien het aantal verkochte cd’s na afloop was het tweetal voor veel anderen juist een van de plezierige verrassing die Jazz Brugge bood.
Miklós Lukács, Zapp met Frank Vaganée, Anders Bergcrantz
Het ogenschijnlijk gemak waarmee de twee varieerden tussen duivels virtuoze dansen en meer ingehouden werk waarin cybalom en piano op een intrigerende manier bleven wringen, riep in elk geval bewondering op. Zeker wanneer Szakcsi Lakatos het binnenwerk van zijn piano bespeelde, brachten de twee instrumenten een vervreemdende maar betoverende samenklank voort die een heel eigen lyriek oplevert. Het is rijke muziek, waarin barokelementen (de cymbalom klinkt soms als een klavecimbel) doorschemeren naast heel veel andere. Swingend was het bij vlagen. Wie echter opzwepende zigeunermuziek verwachtte, kwam bedrogen uit. Béla Szakcsi Lakatos en Miklós Lukákcs maken muziek die een veelheid aan stijlen en invloed incorporeert. Niet vanuit een postmoderne eclectiek, maar omdat al die elementen deel uitmaken van hun omvangrijke muzikale en culturele bagage.
Frank Vaganée & Zapp String Quartet New Chambers Grooves
Concertzaal Concertgebouw Brugge
De Belgische saxofonist Frank Vaganée zag door zijn samenwerking met het Nederlandse Zapp String Quartet een lang gekoesterde wens in vervulling gaan. Hij wilde al geruime tijd muziek voor strijkers schrijven. Nu hebben meer jazzblazers die droom gehad en de realisatie ervan is niet altijd even succesvol gebleken. Er zijn de nodige ‘with strings’ platen die je graag zou vergeten.
Op een gezapig strijkje hoef je bij het Zapp Sgtring Quartet echter niet te rekenen. De groep combineert pittige grooves met stekelige harmonieën. Jazz en klassiek in een gelukkig huwelijk, zoals Dimitri Sjostakovtsj dat eerder al tot stand bracht. Niet voor niets bevat de laatste cd “Peculiar” van het strijkkwartet met het stuk “Dsch” een eerbetoon aan de Russische componist.
Het gelegenheidskwintet speelde afwisselend stukken van altviolist Oene van Geel en Frank Vaganée. Van Geel legt in zijn composities een aanstekelijke, tegendraadse humor. Vaganee zoekt het meer in een zachtmoedige lyriek. De naam Lee Konitz werd na afloop her en der in de lounge genoemd. Die verwantschap moet niet anders worden uitgelegd dan als een compliment.
Het samenwerkingsverband tussen Vaganée en het Zapp String Quartet was koren op de molen van de organisatie van Jazz Brugge. Een eigentijdse versie van jazz waarin de Europese- de jazztraditie bij elkaar komen en de voedingsbodem vormen voor sprankelende, frisse muziek.
Henri Texier Strada Sextet: Manu Codjia, Francois Corneloup, Gue?orgui Kornazoven Sé?bastien Texier
Henri Texier ‘Strada’ sextet
Concertzaal Concertgebouw Brugge
Na Louis Sclavis was Henri Texier de tweede gigant van de Franse jazz die in Brugge het podium betrad. De bassist beschikt over een unieke stijl die je meteen doet opveren. Als Texier speelt, gebeurt er iets. Broeierige melodieën die met een ongekend warme sound worden gebracht. Het lijken strijdliederen. Zeker als ze met de zware blazerssectie; alt, bariton en trombone extra krachtig worden aangezet.
Het concert van Texier had duidelijk twee gezichten. Enerzijds waren er die gloedvolle melodieën die met overtuiging werden gespeeld en je soms, zoals bij de ontroerende toegift, recht in het hart raakten (een cliché, maar hier was het voor de verandering eens waar). Anderzijds waren er vervelend veel solofeatures, waarin de bandleden een voor een hun niet malse kunnen uitgebreid mochten demonstreren. Op die momenten verdwijnt de samenhang en boet het optreden onmiddellijk in aan kracht. Hoe goed de muzikanten ook zijn, geen van hen heeft de aanzuigende kwaliteit van Texier.
Wanneer de oude meester zijn bas weer pakte, was de magie meteen weer terug. Zijn concert had een flink aantal momenten waarop de aandacht verflauwde en er op het podium te weinig interessants gebeurde. Texier speelde echter ook een paar van de mooiste melodieën die er in vier dagen Jazz Brugge te horen waren. Dat maakt het moeilijk kiezen naar welke kant de balans uitslaat. De toegift was in elk geval een van de absolute hoogtepunten van het festival.
Anders Bergcrantz Quintet
Concertzaal Concertgebouw Brugge
Als er dan toch een afwezige genoemd wordt in het uitputtende overzicht dat Jazz Brugge biedt, is het de Scandinavische jazz, in die zin dat representanten uit de interessante scenes van Noorwegenen en Denemarken op het programma ontbreken. Scandinavië is natuurlijk niet helemaal absent. Anders Jormin en Anders Kjellberg speelden wel, net als het eveneens Zweedse Anders Bergcrantz Quintet.
Voor wie de Amerikaanse jazz in Brugge toch gemist had, moet het optreden van de vijf Zweden bovendien een verademing zijn geweest. Het kwintet bracht een keurige mainstream show. Gedegen gearrangeerde jazz die nergens buiten de lijntjes kleurde en veel ruimte bood aan het bovenmodale talent van trompettist Bergcrantz en trombonespeler Vincent Nilsson.
Het optreden leed onder de plichtmatige benadering die veel overgeroutineerde Amerikaanse muzikanten ook nogal eens met zich meebrengen. Nilsson was vrijwel bij elke inzet bijna te laat en de ritmesectie die werd gedomineerd door Lasse Lundström op een lelijk klinkende elektrische contrabas, was ook niet helemaal alert. Erger was dat de vijf ook muzikaal op safe speelden met als dieptepunt het obligate Bill Evans citaatje dat pianist Jacob Karlzon in een van zijn solo’s propte. Anders dan veel andere festivalacts zochten de Zweden geen grenzen – niet van hun muziek noch van hun kunnen- op. Ze speelden volgens het boekje.
Voor de liefhebber
JazzBrugge 2008 was andermaal een festival waar de serieuze jazzliefhebber flink aan zijn trekken kwam. Slechte of erg oninteressante optredens waren er niet. Een aantal concerten was fenomenaal. Hoewel de organisatie een uitstekende en niet al te geijkte selectie uit het rijke aanbod van de Europese jazz naar Brugge wist te halen, kan als kritiekpunt hooguit worden ingebracht dat de jongere garde ondervertegenwoordigd was. Uit Duitsland speelden bijvoorbeeld wel Jörgensmann en Von Schlippenbach, maar niemand van de nieuwe lichting zoals Michael Wollny of Daniël Erdmann. Daar staan dan weer de verrassend sterke optredens van beloftevolle acts als Tomassenko en het Zapp String Quartet tegenover. Wie bovendien Louis Sclavis met een keur aan jonge talenten twee zulke magistrale concerten hoort geven, slikt al die kritiek meteen weer in.

