Bij Stefon Harris & Blackout zit liefde voor muziek heel diep
CONCERTRECENSIE. Stefon Harris & Blackout, Lantaren Venster Rotterdam, 1 mei 2009
beeld: Thomas Huisman
door: Mischa Andriessen
In 1999 bracht Blue Note de cd ‘New Directions’ uit waarop een aantal jonge talenten uit de toenmalige stal van het label als één groep werd gepresenteerd: Greg Osby, Mark Shim, Jason Moran en vibrafonist Stefon Harris. Aanvankelijk werd er nog frequent op elkaars platen meegespeeld, maar de ingezette samenwerking is geleidelijk aan verwaterd. Shim verdween al snel, Osby veel later bij Blue Note en hoewel het pionierswerk vooral van Osby kwam, is de belofte van een nieuwe richting waarschijnlijk het duidelijkst door pianist Jason Moran ingelost.
Stefon Harris en Blackout gingen los met de composities om en dat leverde in Lantaren Venster een prachtig concert op.
De complexe, conceptuele benadering van Moran staat bijna haaks op de muziek die Stefon Harris uiteindelijk is gaan maken. Die is virtuoos en verfijnd, maar, in elk geval op cd, ook tamelijk glad. Hij zoekt aansluiting bij de jazztraditie hetgeen bijvoorbeeld uit zijn meest recente cd ‘African Tarantella’ blijkt, waarop hij eigen versies van twee Ellington suites uitvoerde. Tussen eigen composities duiken telkens klassiekers op als ‘Summertime’, ‘King Tut’s Strut’ en ‘You stepped out of a dream’ en Harris vergeet niet zijn voorbeelden te eren. Op ‘Evolution’ de tot nu toe enige cd die onder de naam Stefon Harris & Blackout verscheen (dit najaar komt een nieuwe cd uit) staan nummers van Don Grolnick en Bobby Hutcherson. Maar ook een pijnlijk kitscherige bewerking van Stings ‘Until.’ De gelikte productie haalt bovendien de scherpe randjes van het spel van de muzikanten die stuk voor stuk heel wat kunnen. De hoop vooraf was dat Blackout live die gepolijste sound zou kunnen doorbreken.
Het fel ingezette ‘Blackout’ maakte meteen duidelijk dat een optreden van vibrafonist Harris van een heel andere orde is dan zijn platen. Drummer Terreon Gully, wiens power op plaat goeddeels is afgeplat, vuurde met stevig en trefzeker spel het even virtuoze als geestdriftige vijftal aan. Bij suikerige nummers als Buster Williams’ ‘Christina’ en opnieuw ‘Until’ was het even doorbijten en de experimenten met geluidseffecten van altist Casey Benjamin waren niet altijd overtuigend, maar dat waren kleine smetten op een meeslepend optreden. Harris en de zijnen wisten het publiek niet alleen op te zwepen, maar ook te raken het hun ontwapenende, diepe liefde voor muziek. Het concert was een gezamenlijke expeditie, waarbij een nummer dat werd gestart via tal van omzwervingen als een heel ander nummer eindigde. ‘What did we just play?’ vroeg Harris in de eerste plaats aan zichzelf toen ‘Until’ via flarden Monk en Strayhorn in een groovend latin-nummer was veranderd.
Stefon Harris vibrafoon, Terreon Gully drums, Casey Benjamin altsaxofoon en vocoder, Sullivan Fortner piano, Luques Curtis bas.
Hij heeft muzikanten om zich heen verzameld die zo los met de composities durven om te gaan en die de kennis en kunde in huis hebben om dergelijke exercities tot een goed einde te brengen. Breeduit lachende gezichten, ze genoten volop van het concert hoewel er maar een handvol publiek aanwezig was. Het bij het begin van het concert door Harris opgehangen verhaal dat het zo fantastisch en belangrijk was dat iedereen gekomen was om naar de muziek te luisteren, leek aanvankelijk misplaatst en van een typisch Amerikaanse klefheid. Het grote verschil is dat Harris het woord voor woord meende. Hij is bezeten van muziek. Hij haalde geintjes uit, maakte muzikale grapjes. Muzikantenhumor is vaak excluderend, insiderslol, maar Harris’ kwintet maakt plezier tijdens het spelen, zonder daarbij ook maar een moment te vergeten dat hij voor publiek speelt én zonder daarbij te denken dat als je voor publiek speelt je dat dan moet behagen.
Zeven weken geleden werd Harris vader. Als eerbetoon aan zijn zoon werd de toegift tot een bijzondere gebeurtenis. Het voltallige publiek werd op het podium uitgenodigd. Letterlijk omringd door toeschouwers werd het gevoelige ‘Langston’s Lullaby’ gespeeld met nog meer intensiteit dan daarvoor was vertoond. Benjamin kwam voor het eerst echt helemaal los. Zijn vriendin zong mee, na enige aarzeling daartoe door Harris aangespoord. Dit was geen doldwaze jam waar een uitzinnige menigte het toneel inneemt om te dansen, nee, er werd ingetogen gemusiceerd en aandachtig geluisterd op zo’n afstand dat als het stil zou zijn je elkaars adem had kunnen horen. Het was spontaan en ontroerend. Zo dicht bij elkaar komen musici en publiek zelden. Toen de muziek stopte, bleven ze met elkaar in gesprek alsof iedereen elkaar al jaren kende. Dat alleen al was onvergetelijk.

