Ernst Glerums Omnibus: indrukwekkende trektocht door klassiek en jazz
CONCERTRECENSIE. Ernst Glerums Omnibus, Paradox Tilburg, 30 oktober 2009
beeld: Stef Mennens
door: Rinus van der Heijden
In de jaren vijftig van de vorige eeuw schreef het duo Josef Hrabe en J.E. Storch zevenenvijftig variaties voor contrabas solo. Inmiddels zijn de variaties geducht lesmateriaal voor conservatoriumstudenten, maar Ernst Glerum, zelf docent aan zo’n conservatorium – dat van Amsterdam – nam de variaties als uitgangspunt voor een tournee en een nieuwe cd.
Een indrukwekkend concert van Ernst Glerums Omnibus in de Tilburgse Paradox.
De ’57 Variaties’, zoals tour en cd eenvoudig heten, heeft Glerum opgedeeld in sonates, standards en hits. Die typeringen geven duidelijk aan wat binnen de muziek opduikt: klassieke-, jazz- en popverwijzingen. Glerum heeft met zijn trio nooit de bedoeling gehad die drie muziekrichtingen samen te brengen, ineen te laten vloeien of er een eigen visie aan te geven. Klassiek en jazz zijn al de gewone bouwstenen voor zijn hele contrabascarrière en deze invloeden zijn altijd duidelijk in zijn spel terug te horen.
Het concert in Paradox van Glerums groep Omnibus was een fraai en indrukwekkend brok kamermuziek voor klassiek en jazz. En pop natuurlijk, want ook daaraan werd op gepaste wijze – wat minder – aandacht besteed. De kracht van Omnibus zit in de volstrekt natuurlijke manier waarop leider Glerum, pianist Ruben Hein en slagwerker Joost Patocka muzikaal met elkaar communiceren. Ernst Glerum mag dan op papier de baas zijn, in het groepsspel is hij dat duidelijk niet, evenmin als de andere twee. Het trio ziet kans ieders eigen instrument een even belangrijke bijdrage aan de muziek te laten leveren.
Daardoor werd dit concert een avond voor vertellers. Muzikale vertellers die hun verhaaltjes uit allerlei hoeken en gaten opdiepten en dat met het grootste gemak. Als je Ruben Hein een ‘alledaags’ instrument als piano hoort spelen denk je: hé, zo kan het ook. Voor Joost Patocka op slagwerk geldt hetzelfde. De drums vindt hij niet opnieuw uit, maar wat hij ermee doet past net zo mooi in het groepsconcept als wat de piano aan verrassingen oproept.
En dan was er nog de contrabas van Ernst Glerum. Zo’n kleine, die een half-bass wordt genoemd en even wendbaar is als een cello. De contrabas is vooral bekend als begeleidingsinstrument, maar ook solo kunnen er indrukwekkende resultaten mee worden behaald. Kanonnen uit het verleden als Oscar Pettiford, Charles Mingus en Paul Chambers experimenteerden solo met het qua vorm zo op de mens lijkende instrument. Tenorsaxofonist John Coltrane had dat al heel snel in de gaten, vernoemde zijn compositie ‘Mr. P.C.’ naar de eerder genoemde Paul Chambers en ruimde voor de contrabas in zijn freejazz-periode een belangrijke plaats in.
Ernst Glerum won dit jaar de prestigieuze Boy Edgar Prijs.
De basstoel in het klassieke John Coltrane werd ingenomen door Jimmy Garrison. Hij was net zo eigenwijs als Coltrane zelf. Zijn solistische intermezzi op contrabas waren in de jaren zestig de mooiste die te beluisteren waren en zijn wellicht de definitieve stoot geweest voor de opmars van de contrabas als solo-instrument.
Deze omweg naar Jimmy Garrison is even nodig om weer uit te komen bij Ernst Glerum. Ook hij beschikt over de gave de tijd te laten meespelen. Het interval tussen twee noten legt hij minutieus aan; een noot klinkt exact zo lang als hij moet klinken; de gedachten in zijn hoofd razen de ene keer en sluimeren een andere maal. Glerums contrabas klinkt nergens gekunsteld, maar leeft het leven als de bespeler ervan. Geplukt is het instrument prominent, maar nergens opdringerig aanwezig; gestreken worden lappen zijde uitgerold, waarop piano en slagwerk kunnen rusten of spelen.
Met ’57 Variaties’ laat Ernst Glerums Omnibus horen dat de groep de variaties van Hrabe-Storch geen moment nodig heeft om indruk te maken. De variaties zijn slechts het handvat om een kist te openen, waarin een trektocht door klassieke en jazzmuziek zit opgeborgen, die zijn weerga niet kent.

