Rembrandt Frerichs imponeert niet
CONCERTRECENSIE. Rembrandt Frerichs Ordem e Progresso, Bimhuis Amsterdam, 17 februari 2010
beeld: Elton Eerkens
door: Tim Sprangers
Heel plotseling nee, maar opvallend is het zeer zeker. Veelbelovende jazzpianisten uit Nederland (of met Nederlandse achtergrond) duiken op. Pieter de Graaf, Anne Guus Teerhuis, Franz von Chossy, Gideon van Gelder en Rembrandt Frerichs. Het zijn slechts de voornaamste namen. Zoeken naar een oorzaak is onmogelijk, zonder te ondervinden waar deze muzikanten zich mee bezig houden. Hun gemeenschappelijke kenmerk? Allen lijken grote inspiratie te halen uit juist niet de jazzmuziek.
Het trio van Rembrandt Frerichs met gastblazer Jan Menu speelde in Bimhuis de cd-presentatie van ‘Ordem e Progresso’.
De veelzijdige Harmen Fraanje, overigens nauwelijks ouder, krijgt een imposant aantal volgelingen. Ook de Brabantse pianist bouwt op genres die voorheen weinig interactie met jazz kenden. De Haagse Rembrandt Frerichs luistert graag naar koralen van Bach, maar ook Oosterse muziek is hem niet vreemd. ‘Ordem e Progresso’, de dubbel-cd die in het Bimhuis werd gepresenteerd, blinkt uit in diversiteit. Ritmes uit het Midden-Oosten, zware melodieën, maar ook een goede dosis funk. Zangeres Margriet Sjoerdsma werkte mee en op de tweede cd speelt Frerichs elektrische piano met veel experiment en elektronica.
Alles lijkt te wijzen op een avontuurlijk concert. Frerichs is een makkelijk spelende pianist. De 32-jarige docent op het conservatorium van Tilburg, behoort technisch tot de top van Nederland. Geen foute noten, alles is vertrouwd en solide. Zijn composities zijn dynamisch en soms ook fragmentarisch door veranderingen in maatsoorten en sferen. Frerichs hecht duidelijk veel waarde aan opbouw, waardoor de vinnige drummer Vinsent Planjer geregeld vrij werd gelaten in climaxerende fases. Daarbij staat de bassist Guus Bakker bekend als een betrouwbare muzikant.
In het Bimhuis viel het qua experiment en veelomvattendheid wel mee, of eerder gezegd, tegen. Uiteraard een hoop invloeden; hij noemde in aankondigingen uiteenlopende muzikanten/componisten als Debussy, Coltrane en Borsato. Maar Frerichs mist, net als zijn band, een identiteit of persoonlijkheid, iets waarin hij zich onderscheidt van anderen. De inspiratiebronnen leiden niet tot een bepaalde focus. Het spel en de composities zijn aardig en netjes; er is niets op aan te merken, maar toch is de sfeer verre van origineel. Het lijkt boeiend, al die invloeden, maar zonder deze naar een overtuigend eigen idioom te verplaatsen, is het weinig. Planjer miste, om uit te blinken, vernuft. De degelijke Guus Bakker profileert zich niet, maar speelde puur professioneel en functioneel.
Met blazer Jan Menu in de tweede set, veranderde het even. Vooral met zijn tenorsaxofoon kreeg het kwartet ballen en herkenningspunten. Menu gaf de composities van Frerichs energie. Duidelijk werd dat de pianist mooie ideeën heeft, maar dat de potentie kracht mist. Overtuiging was er onvoldoende om sprekende indruk achter te laten.