Seun Kuti & Egypt 80 hypnotiseren tot zwetens toe
CONCERTRECENSIE. Paradiso, Amsterdam, Seun Kuti & Egypt 80, 15 oktober 2011
beeld: Ron Beenen
door: Tim Sprangers
Het zijn leuke trends die de saaie housebeats tijdelijk naar de achtergrond drijven. Had je een aantal jaar geleden nog de balkanbeat die alle pop- en danstempels veroverde, inmiddels is de afrobeat doorgedrongen tot clubs en festivals. De combinatie van traditionele Yoruba muziek uit Nigeria, in combinatie met jazz en funk is dan ook een bezwering die weinig heupen onbewogen zal laten.
![]()
Seun Kuti, de zoon van, gaf met zijn Egypt 80 een wervelend concert in Paradiso.
De afrobeat vindt zijn oorsprong in de jaren zestig in de band van Fela Kuti met als ritmische motor en creatieve geest drummer Tony Allen. De laatste treedt nog steeds op, maar Fela is veertien jaar terug overleden. En toch is hij populairder dan ooit. De musical Fela! was een wereldwijd succes en het hipste bandje van Nederland heet Jungle by Night, bestaande uit een jong gezelschap Fela- en Ethio-fanaten dat de geest van hun idool probeert voort te zetten. Dit doen ze succesvol of in ieder geval op aanstekelijke wijze, want de Amsterdammers waren en zijn welkom op vele festivals en in de grootste popinstituten.
Toch loop je al snel weg bij aanvang van het optreden van Jungle by Night, tijdens de viering van de muzikale erfenis van Fela Kuti in Paradiso. En dat ligt eigenlijk niet eens aan hun. Prima bandje, leuke show, veel enthousiasme; geen wonder dat ze een festivalhit waren deze zomer. Maar hun optreden volgt op het wervelende concert van Seun Kuti & Egypt 80 en dan wordt elke daaropvolgende band een bijna genante vertoning.
Seun is de jongste zoon van de afrobeatlegende en toert al jaren met de band van zijn vader, Egypt 80, dat ooit bestond uit bijna tachtig muzikanten. Ook nu nog is het podium goed gevuld en dat vormt een van de grote krachten van dit fraaie gezelschap. De gelaagdheid is telkens van groot belang. Interlocking ritmes die dynamisch zweven rond het telkens knetterhard funkende baslijntje worden gecreëerd door gitaartjes, blazers, percussionisten/drummer en zangeressen.
![]()
Katachtige bewegingen en overtuigende saxsolo’s en vocalen van Seun Kuti.
Wat het geheel nu zo hypnotiserend maakt, het zal een vervlechting zijn van verschillende elementen. Zoals de telkens maar herhalende themapatroontjes, die zo veel op elkaar lijken, maar tegelijkertijd ook veel langer mogen voortduren. Of het samengaan van de blaasinstrumenten: het strookt net niet, de valsheid ligt op de loer, waardoor het juist uitmuntend klopt: de randen maken de perfectie. Ook de fel en hoog schreeuwende zangeressen zingen niet helemaal zuiver en daardoor klinkt het te gek. En dit alles gebracht door ervaren muzikanten die als geheel geolied musiceren, maar zeker niet geroutineerd.
En dan heb je nog Seun Kuti (1982) zelf, die qua charisma en uiterlijk een reïncarnatie van zijn vader is. Zijn saxofoontechniek is niet indrukwekkend, maar de energie die zijn klank én verschijning teweegbrengt bij het publiek is om kippenvel van te krijgen. Hij staat er als een grote, volwassen leider die volledig opgaat in de muziek. Zijn katachtige bewegingen fascineren en de saxsolo’s, overtuigende vocalen en de smakelijke glimlach brengen dat beetje extra expressie die een zaal door het lint kan laten gaan. Dat de ophemelende toespraken over mooie vrouwen en Afrika niet helemaal overkomen, ach, het is vooral de boodschap van de authentieke afrobeat die overgebracht moet worden. En dat lukt tot zwetens toe.

