Sean Bergin en Greetje Bijma toppers op Stranger than Paranoia
STRANGER THAN PARANOIA. Paradox Tilburg, 26, 27, 28 december 2006
beeld: Marcel Mutsaers, Stef Mennens
door: Rinus van der Heijden
Een arreslee rijdt door een Tibetaans landschap. Sneeuw knispert, wind huilt. De slee glijdt naar beneden, naar ‘Down By The Salley Gardens’ van dichter W.B. Yeats. Daar klinkt een didgeridoo op. Uiteindelijk stopt de slee bij een nachtclub waar een gestopte trompet een tweespraak heeft met een oude geliefde. Gaat het hier om een reisverslag? Nee, elk van de voorgaande woorden kreeg op een van die bijzondere avonden tijdens een bijzonder muziekfestival een muzikale vertaling door één stem: die van Greetje Bijma. Zij zorgde voor een onbetwist hoogtepunt tijdens dag twee, drie en vier van Stranger Than Paranoia, hét festival van muzikale tegenstellingen in het Tilburgse muziekpodium Paradox.
Hugues Vincent (Tilbol) (foto: MM), Greetje Bijma (foto: SM), Sean Bergin
Een andere topper gedurende die dagen was Sean Bergins Songmob ‘Letters 2 + 4’. Die ‘Letters’ stonden voor brieven, die saxofonist Sean Bergin als handvat had gekozen voor een bijzonder project. Brieven die de ene overledene aan de andere stuurde. Of een brief die de buren naar zijn dochter stuurden, om zich te beklagen over het geblaf van haar hondje. Dit alles op muziek gezet en gevat in een soort suite. Zijn eigen groep MOB (My Own Band) had Sean Bergin uitgebreid met de zangeressen Monica Akihary, Natascha Veldhorst en dochter Una Bergin. Hier werd muziek getransformeerd in gestolde waanzin, waarvan een mailtje van een hond aan zijn baas bijvoorbeeld het doorgetripte ‘Doggy Mail’ opleverde. Het concert opende aandoenlijk. De enorme kolos Sean Bergin, die voorover gebogen, tokkelend op een ukelele, een soort kinderliedje zingt. Er is minder voor nodig om je ontroering te laten wegslikken.
Songmob is een reidans vol muzikale verrassingen, absurditeiten, durf, ongegeneerdheid en imponerend vakmanschap van dertien musici, die met een knipoog naar Frank Zappa het predikaat ‘Mothers of Intention’ verdienen. Oftewel de intentie hebben voor nieuwe muziek te zorgen. Dit orkest lukte dat wis en waarachtig!
Gene Pitney
Vreemd en gezellig afwijkend was ook het concert van het Finse Gourmet. Neem het openingsstuk ‘I Shot Liberty Valance’, een variant op Bacharachs ‘The Man Who Shot Liberty Valance’, groot gemaakt door huilebalk Gene Pitney. Bij deze Finse furie kwam blues, fanfare- en strijdmuziek, tango, surf, jazz en veelal melancholische muziek voorbij, zoals ook gipsies die maken. Vertolkt door accordeon, trombone, slagwerk, saxofoons, gitaar en tuba. Een tuba, die zich traag door de muziek sleepte, maar ook straffe tempi eronderdoor legde.
Robert Rook, Alexander Wimmer en Yves Weyh (Zakarya)
Een andere groep die klezmer incorporeerde was Zakarya. Maar hier was het te veel of/of. Of de vier begonnen met klezmer, stapten plotsklaps over op jazz of deden het omgekeerd. Van een samenvloeiing was zelden sprake. Ook de wijze waarop de Fransen improviseerden, kon niet verrukken. Dat kwam vooral door de weinig originele aanpak, hoewel het instrumentarium, met accordeon, gitaren en elektronica, basgitaar en slagwerk anders deed vermoeden.
Tilbol vermeed eveneens gebaande paden. Het Franse trio haalt inspiratie bij Led Zeppelin, Sonic Youth en cellist Tom Cora, deed het goed in snelle passages, maar verzandde in veertig jaar oud improviserend gepriegel in de langzame delen. De geplukte cello werd meermalen ingezet als basgitaar, maar door de galm die aan de muziek werd toegevoegd, kon ook dit trucje niet echt boeien. Aan het einde zorgden de Fransen nog even voor wat fysieke afwisseling: op de eigenzinnige versie van ‘These Boots Are Made For Walkin’ van Nancy Sinatra kon gedanst worden.
Frank Woeste, Rotterdams Jazz Orchestra, Tristan Honsinger (Songmob)
Tot de categorie saaien der aarde behoorde het Rotterdam Jazz Orchestra met oer-Hollands aangepakt en dus degelijk bigbandrepertoire. Dat jazzgeschiedenis het van zatlappen moet hebben – met op kop Charlie Parker, Dexter Gordon, Lester Young – ging hier niet op. Pianist Robert Rook was te dronken om maar iets te presteren. Hij hield middenin zijn spel op, bleef weird boven de toetsen hangen om twee minuten later zomaar weer in te vallen. Hij speelde net iets te vaak met maar een paar vingers, die à la Misha Mengelberg zomaar boven de toetsen zweefden. Waarschijnlijk om af te wachten hoe inspiratie van de benevelde hersenen naar de handen stroomde. Maar ook dat bleef Rook bespaard. Trouwens, als hij nuchter was geweest, was zijn trio ook niet veel verder gekomen.
Een ander pianotrio was dat van Frank Woeste. De Duitser is een begenadigd uitvoerder, in wiens spel duidelijk is te horen, dat hij ook zijn klassieken kent. Hij heeft een fluwelen toucher en switcht vaardig tussen Fender Rhodes en vleugel. Zijn trio fabriceert rustige luistermuziek, maar helaas in een rimpelloze vijver.
- Stranger than Paranoia website

