Een musicus die speelde zoals hij sprak. Les van Ack van Rooyen
door: David Cohen
Ack van Rooyen, 1930 - 2021.
Foto © Olga Beumer.
In de woonkamer van het herenhuis aan de Haagse Van Beverningkstraat waar Ack van Rooyen woonde, stond ik als zenuwachtige, 22-jarige amateurtrompettist een solo te blazen op ‘The Touch of Your Lips’. De eenenzestig jaar oudere veteraan zat in de zondoorvloede kamer met gesloten ogen te luisteren. Na tweeëndertig maten breide ik een eind aan mijn improvisatie, liet de trompet zakken en wachtte op zijn oordeel.
Ack stond op, liep op me af en zei: ‘Weet je, David…’ Hij zweeg even, keek me vriendelijk aan en vervolgde: ‘Je bent een slimme jongen, clever, en je kent heel veel woorden. Dat laat je ook graag merken. Je improviseert net zoals je praat: ik kan horen dat je heel veel naar jazz hebt geluisterd en veel te vertellen hebt. Maar waarom vertel je alles tegelijk? Probeer het eens met minder. Stel eerst eens een vraag en laat die even hangen, zodat het publiek je begrijpt… en geef dan antwoord.’
Het was 3 maart 2013. Een maand tevoren had ik Ack in de Badcuyp te Amsterdam horen spelen en dankzij toenmalig programmeur Otto Smink de moed bij elkaar geschraapt om Ack te vragen of hij nog lesgaf. ‘Stuur me maar een mailtje,’ antwoordde hij vriendelijk, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat een 83-jarige e-mails las.
Ook vóór die dag heb ik van goede docenten les gehad, maar dit was meer dan trompetles alleen. Ack deed me inzien dat de manier waarop ik op de trompet ‘sprak’ rechtstreeks verbonden was met de manier waarop ik uitdrukking verleende aan wat zich in mijn binnenste afspeelde: met veel woorden, veel mooie woorden die ik links en rechts oppikte en die mijn taalgebruik weliswaar kleurden, maar werkelijk contact met en begrip van de medemens in de weg konden staan.
Er zouden nog twee lessen volgen, waarin Ack ingewikkelde muzikale ideeën wist over te brengen in woorden van een ontzagwekkende eenvoud. Bijvoorbeeld: ‘Probeer je frase luchtig te spelen, alsof je een deur open doet en weer dicht.’ Of: ‘Laat het zo moeiteloos klinken als je kunt, zo natuurlijk als een blad naar de grond dwarrelt.’ En het meest ontnuchtendere inzicht voor een amateur die jaren had gezwoegd op harmonieleer en over zijn solo’s ontevreden bleef: ‘Improviseren is spelen wat je in je hoofd hoort.’
Anderen zullen schrijven over Acks veelbewogen leven of over zijn invloed op hun spel. Ik zal nooit beweren hem goed te hebben gekend, maar ik wil wel beweren dat hij de beste leraar was die ik tot dusver heb gekend. Drie lessen waren voldoende om een amateur precies de adviezen te geven die hij nodig had voor het instrument, de muziek en de innerlijke drijfveren waar de geïmproviseerde muziek mee in verbinding stond. Daartoe is alleen iemand als Ack in staat: een mens met grote belangstelling voor en een diep begrip van de medemens, die zich moeiteloos in allerlei ensembles kon bewegen en daarbij toch herkenbaar zichzelf bleef.
Na deze lessen heb ik hem nog geregeld opgezocht, ook toen ik enige jaren in het buitenland woonde. Hoewel het verlies van zijn vrouw, zijn kwakkelende gezondheid en de coronapandemie hun tol eisten, bleef hij bezig met spelen. Tot aan onze laatste ontmoeting verwelkomde hij me als een onderhoudend verteller en een buitengewoon lieve, belangstellende man, die sprak zoals hij speelde: zacht, wellevend, beminnelijk en met af en toe een schalkse knipoog om te kijken of je hem wel echt begrepen had.
Lees ook:
- De zachte kracht van Ack van Rooyen
door: Cyriel Pluimakers
In de zomer van 1963 speelde ik contrabas met vrienden van de Avalon Jazzband in Castelldefels. Ik was pas 19 jaar en speelde nog niet zo lang. Ack en Jerry van Rooyen speelden er ook ergens hoorden we. Helaas hebben we ze niet gezien toen. De koperblazers van de band hebben later in NL wel vaker muzikaal contact met ze gehad, in die tijd speelde ik door werk en studie niet meer.
Veel later pakte ik de contrabas weer op werd ik op vergelijkbare wijze als David omschrijft op het Meervaart Jazzfestival in 1981 tijdens de workshop door Marc Johnson (toen pas 21 jaar oud) op het juiste spoor gezet. Mijn klassieke scholing met Simandl in de jaren '60 was voor het spelen van jazz niet voldoende geweest! Door Marc vond ik via John Clayton een eveneens nog jonge basleraar: Adrie Braat. Die is nog vijf jaar druk geweest met mijn 'opleiding'. Jouw verhaal over Ack doet mij erg aan die tijd denken.
Toen Ack in 2005 zijn solo's op de CD “The Way I Play” vastlegde was hij zo vriendelijk mij de C-versies van de transscripties ook te zenden.
Tenslotte zou ik hem toch nog eens live zien op de (laatste) reünie van de Persepolis Jazzclub in Utrecht in 2017, waar het Utrechtse Jazzleven in de jaren '60 bruiste en waar vele huwelijken ontstaan zijn. Ook dat nog!
Ed. Schulte (E-mail ) (URL) - 29-11-’21 13:43