Gayle, Booth en Murray; het drietal dat geen trio werd
CONCERTRECENSIE. Charles Gayle, Juini Booth, Sunny Murray, Bimhuis Amsterdam, 18 februari 2010
beeld: Maarten Mooijman
door: Mischa Andriessen
Als de drie muzikanten bijna drie kwartier te laat eindelijk het podium betreden, begint drummer Sunny Murray te oreren: zijn bekkens zijn op het vliegveld in Parijs kwijtgeraakt, gestolen. Hij drinkt al jaren niet meer, maar nu moest hij drinken en hoewel hij in ‘detox’ zit, moest hij ook een joint roken.
Charles Gayle, Juini Booth en Sunny Murray zorgden voor een wonderbaarlijke avond in het Bimhuis.
De gevolgen zijn navenant, Murray kan niet stoppen met praten. Het publiek lacht eerst om zijn onnavolgbare verhaal, begint dan te roepen dat er gespeeld moet worden. Charles Gayle is er dan al bij gaan zitten en verontschuldigt zich met een glimlach: “Here we go again”. Bassist Juini Booth zet een loopje in, hopend dat Murray zal volgen, maar die praat onverstoorbaar verder, vraagt om een gewone stoel in plaats van zijn drumkruk, frutselt en rommelt aan zijn kit en lijkt zich dan te realiseren waarvoor hij gekomen is; muziek. Wie hoopt dat hij muzikaal wel bij zinnen is, komt bedrogen uit. De eerste set is ondanks de manmoedige pogingen van Gayle en Booth om er toch wat van te maken, ronduit belabberd. Het drietal speelt volledig langs elkaar heen. Gelukkig houden ze het kort.
Een ontluisterend begin van een treffen tussen drie free jazzmannen met een lange staat van dienst en een aanzienlijk palmares. Murray heeft het drumgeluid van de free jazz grotendeels eigenhandig vorm gegeven, gespeeld met vrijwel alle stijlbepalers: Cecil Taylor, Albert Ayler, Archie Shepp en nog vele anderen. Gayle, jarenlang een obscure figuur, weet met zijn eigenzinnige en intense spel geleidelijk meer liefhebbers voor zich te winnen. Booth was er zo ongeveer vanaf het eerste uur bij, speelde onder andere met McCoy Tyner en Sun Ra, maar zijn discografie is beperkt waardoor zijn naam vooral bij connaisseurs bekend zal zijn. Bepaald geen beginners dus, al klonk het helaas soms wel zo.
Charles Gayle, Juini Booth, Sunny Murray.
In de tweede set revancheerde het drietal zich enigszins. Murray bleef een ongeleid projectiel, maar de muziek kreeg wat meer body, wat meer geest. In richting, empathie en eenheid schoot het drietal te kort; het werd maar geen trio. Het verlangen naar één keer, heel even, een pakkende groove bleef bovendien onvervuld.
Dat het concert toch zijn memorabele momenten had, was bijna volledig de verdienste van Gayle die zowel op altsax als piano, vrij van clichés bleef en te midden van alle chaos en misère wist te boeien met zijn doorleefde, meanderende spel. Gayle musiceert zoals een kind in de tuin speelt, hij pakt iets op, bekijkt het, klopt er even op, draait het om, zoent het of bijt erin, en laat het dan weer vallen om iets anders te pakken, dat te bekijken en alle mogelijkheden ervan te onderzoeken en dan weer en weer. Brokjes en beetjes waarin zoveel doorklonk; oude jazz, gospel, klassiek, de erfenis van Albert Ayler. Gayles sprankelende invallen redden het concert voor zover dat te redden viel. Een memorabel optreden voor goeddeels de verkeerde redenen. Wat als Murray in Parijs zijn bekkens niet was kwijt geraakt?