Archie Shepp onverslijtbaar en vitaal
CONCERTRECENSIE. Archie Shepp Quartet, Bimhuis Amsterdam, 21 februari 2010
beeld: Ron Beenen
door: Jan Jasper Tamboer
De vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Nu gaat het beperkte kapsel van Archie Shepp weliswaar schuil onder zijn onafscheidelijke hoed, maar diens sluwigheden zijn wel goed zichtbaar. Voor aanvang van het concert in het uitverkochte Bimhuis stuurt Shepp zijn drummer en bassist alvast het podium op, om vijf minuten en een hoop gejoel later, zelf met de pianist de bühne te betreden.
Blazen, declameren en zingen; Archie Shepp ten voeten uit in een uitverkocht Bimhuis.
Meteen na opkomst en na elk nummer noemt Shepp de namen van de bandleden. Dat houdt hij consequent de hele avond vol. Vooruit dan maar: Tom McClung op piano, Wayne Dockery op bas en Steve McCraven op drums. De muzikanten verdienen het om zo vaak door hun baas en op deze plaats genoemd te worden, want zij vormen een doortimmerd gezelschap, zonder een zwakke schakel. McClung is watervlug, behoudt daarbij een grote muzikaliteit en toont bezieling. Dockery is standvastig en betrouwbaar, zijn rol is groter dan op het podium zichtbaar is en McCraven is een levendige en razendsnelle drummer, maar niet opdringerig.
Shepp is altijd maatschappelijk en politiek betrokken geweest en noemt zichzelf uitdrukkelijk een 'African American musician'. Ook op deze avond kan hij het evangeliseren niet laten. Hij zingt een nummer met de leidende regel 'people want a change', en roept daarbij 'Holland' en namen van steden als Bagdad om vervolgens 'revolution' te verkondigen. Als hij een nummer over zijn grootmoeder aankondigt, meldt hij met nadruk dat die nog leed onder de slavernij en beschrijft hij de armoede uit die tijd. Vervolgens demonstreert McCraven hoe er toen toch muziek gemaakt werd met niks, door zang, en ritmes te slaan op het eigen lichaam. Een aardig intermezzo tijdens het programma.
Tom McClung, Archie Shepp, Steve McCraven.
De sopraansaxofoon blijft een lastig instrument om te bespelen. Ook Shepp krijgt er maar met moeite een fijnzinnige toon uit. Diens spel klinkt hier schel en onaangenaam hard en lijkt af en toe wat onbeheerst. Zijn geluid op de tenorsax daarentegen is onnavolgbaar mooi, schurend en warm, met een uniek timbre. Shepp maakt daarbij bepaald geen uitgebluste indruk, met zijn 72 jaren is hij dan wel geen avant-gardist meer, maar de intensiteit is er onverminderd. Wel zingt hij minder goed dan voorheen. Zang is nooit zijn sterkste kwaliteit geweest, maar nu is zijn falset wel erg zwak. Brommen en grommen is hij echter niet verleerd en de donkere klankkleur is intact gebleven.
Bij de tweede set lijkt de interactie binnen het ensemble gegroeid. Voor de pauze was het allemaal wat losser, nu is er een hecht samenspel. Hardbop, veel blues en ballads wisselen elkaar af in nummers van Shepp zelf en eveneens in standards. Als afsluiter kiest Shepp, heel kien, het opzwependste nummer van de avond, een dampende rhythm and blues lied. Natuurlijk wordt de band daarna teruggeroepen. Dan volgt 'Bamako', een eerbetoon aan zijn collega en vriend Roswell Rudd en een lome uitvoering van 'Round about Midnight'. Shepp heeft veel gegeven en wordt daar voor beloond. Hij staat nog volop in het leven en in de muziek, laat de mensen deze oude meester koesteren.