Greetje Bijma kent geen angst voor zingende zaag
CONCERTRECENSIE. Greetje Bijma/Michiel Braam Sextet, ‘t Schuttershof, Middelburg, 9 mei 2012
beeld: Eddy Westveer
door: Mischa Beckers
Greetje Bijma is sinds begin jaren tachtig actief als improviserend stemkunstenares. Met haar soepele stem en theatrale kwaliteiten is ze ook ver buiten het circuit van jazzpodia bekend. In het Greetje Bijma/Michiel Braam Sextet bundelt ze haar krachten met vijf muzikanten die hun sporen in de improvisatiescene ruimschoots hebben verdiend. Het concert van dit sextet vond op uitnodiging van Muziekpodium Zeeland plaats in ’t Schuttershof in Middelburg.
Wilbert de Joode, Michiel Braam en Greetje Bijma, en Michael Vatcher tijdens hun concert in Middelburg.
Begin 2008 vierde Bijma haar 25-jarig jubileum als podiumkunstenares in het Bimhuis. Een van de hoogtepunten was haar optreden met een ensemble rond pianist en componist Michiel Braam. Toen met een wat grotere band. Inmiddels, na enkele concertseries in 2010 en 2011, is die wat afgeslankt. Het repertoire stelden Braam en Bijma samen. Het bestaat deels uit improvisaties en deels uit standards.
Braam startte het concert klein en ingetogen en geleidelijk ging de rest van het sextet mee associëren. Drummer Michael Vatcher ritselde en knisperde en Wilbert de Joode liet zijn contrabas tegen de piano in zingen. Frank Gratkowski en Wolter Wierbos op respectievelijk altsaxofoon en trombone, trokken de boel vervolgens wat meer open. Bijma ging met de blazers mee, met klanken die daar feilloos bij aansloten. De initieel vrijere vorm werd omgezet naar een stukje ‘How Deep Is The Ocean’, dat Bijma warm en gedragen bracht. En zo wisselde het sextet stukken met gezongen tekst af met soms heftige improvisatie.
Van een donkere gospelblues en van Abbey Lincolns ‘Bird Alone’ droop de emotie. Ook in andere gezongen stukken liet Bijma horen wat een ongekende mogelijkheden haar stem biedt. Opera klonk er bijvoorbeeld in ‘The Last Rose Of Summer’, een soort folksong gebracht als een drone, etnische muziek eigenlijk, een jodelachtige techniek. Greetje Bijma zette het naar behoeven in: boventonen, vogelzang en Oosters aandoende partijen of juist Afrikaans en klonk daar niet een achteruit gespeelde plaat?
Greetje Bijma met blazers Wolter Wierbos en Frank Gratkowski. Bijma, Braam en Wierbos.
Veelal op haar stoel gezeten absorbeerde ze de klanken van haar medemuzikanten en kaatste ze terug, zoals de percussieve geluiden die Gratkowski uit zijn saxofoon toverde, zette zangerige trombonelijnen extra aan en deinsde niet terug voor een duet met de zingende zaag van Vatcher. Het concert toonde zowel een fenomenale stem – en instrumentbeheersing als creativiteit en interactie.
In een stuk voor kwartet zetten De Joode, Gratkowski, Wierbos en Vatcher een boeiend bouwwerk neer met knetterharde strakke accenten en over elkaar buitelende notengroepjes. Regelmatig werden de grenzen van de instrumenten verkend. Gratkowski deed dat indrukwekkend op basklarinet. In een lange circular-breathingsessie murmelde en borrelde de basklarinet als een didgeridoo. Na enkele felle schreeuwen ontsproot een woeste improvisatie die overging in een fluisterzachte klank– en luchtstroom, die werd begeleid door een snel ritmisch patroon dat Gratkowski op de kleppen hamerde. Het oogste niet alleen bewondering van het publiek maar ook van zijn medemuzikanten die het met een grote grijns beloonden.
En dat gebeurde vaker, bijvoorbeeld als de blazers een ingezet eindspelletje ook daadwerkelijk tot een goed einde brachten. De lijnen bij het concert leken globaal vast te staan, maar er was veel vrijheid. Bijma overlegde soms nog even kort voor of tijdens een intro met Braam en het was mooi om te zien hoe balletjes werden opgegooid en opgepakt. Dat maakte het ook een fris concert.