Tweede dag North Sea Jazz Festival wisselvallig
CONCERTRECENSIE. North Sea Jazz 2011, Ahoy Rotterdam, zaterdag 9 juli 2011
beeld: Eddy Westveer
door: Koen Graat
Op papier was de zaterdagprogrammering van North Sea Jazz de minst interessante van de drie dagen. Ook in de praktijk bleek dat de tweede dag van het festival niet kon tippen aan de openingsdag. Dat nam niet weg dat het Rotterdamse Ahoy gisteren afgeladen vol was en John Scofield en Arve Henriksen voor topconcerten zorgden. Brad Mehldau en Joshua Redman konden de hooggespannen verwachtingen niet inlossen tijdens hun eerste gezamenlijke concert op Europese bodem.
John Scofield trad aan met zijn nieuwe kwartet, Arve Henriksen gaf een topconcert, en rijzende ster Ntjam Rosie op tweede dag North Sea Jazz.
Met veel bewondering wordt de laatste jaren gesproken over de jazz die afkomstig is uit Scandinavië en dan meer specifiek uit Noorwegen. Sinds het succes van saxofonist Jan Garbarek met zijn sferische, galmende en ruimtelijke sound, bleek de jazzbodem in het noorden uiterst vruchtbaar. Eerst waren daar tijdgenoten van Garbarek als Arild Andersen en Terje Rypdal en later was er het succes van musici als Nils Petter Molvaer en Bugge Wesseltoft, om er maar eens een paar te noemen.
Paul Acket Award
Een ander kopstuk uit de hedendaagse Noorse scene is Arve Henriksen (trompet, elektronica), onder meer bekend van de band Supersilent. Geheel terecht besloot een vakjury dat Henriksen bredere erkenning verdient en dus mocht hij dit jaar de Paul Acket Award in ontvangst nemen Daar bovenop gaf de Noor samen met percussionist Ingar Zach en elektronicaman Jan Bang zaterdagavond ook een weergaloos concert. Wat zijn muziek zo aantrekkelijk maakt, is de gelaagdheid die erin zit. Lange trompetlijnen, sferische soundscapes, spannende samples en vrije ritmes roepen beelden op die zowel dromerig als dreigend zijn. Geen virtuoze hoogstanden, razendsnelle solo’s of dansbare grooves, maar klanken die de ruimte laten voor en uitdagen tot een eigen interpretatie.
Gitarist John Scofield, normaal gesproken ook niet vies van een experiment, besloot juist terug te gaan naar zijn akoestische, straight-ahead jazzroots. Onlangs verscheen zijn nieuwe album ‘A Moment’s Peace’ met daarop voornamelijk ballads. Voor zijn tournee stelde hij een kwartet samen met daarin pianist Mulgrew Miller en een stevige ritmesectie bestaande uit bassist Scott Colley en drummer Bill Stewart. En wat blijft het een genot om naar Scofield te luisteren. Of hij nu soleert over de bonkige grooves van Medeski, Martin & Wood of met zijn nieuwe groep een uitgewrongen standard als ‘Misty’ uitvoert, zijn schurende geluid, zijn staccato aanslag en bluesy uithalen blijven onweerstaanbaar.
Oudgediende Charles Lloyd, Arve Henriksen ontvangt de Paul Acket Award, Dirk Bruinsma voert met Pumporgan zijn NSJ-compositieopdracht uit.
Het kwartet kwam in de Hudson met een afwisselende set, waarbij Colley en Stewart perfect aanvoelden wanneer het vuurtje wat verder opgepookt moest worden. Alleen de bijdrage van Miller viel enigszins buiten de toon. De pianist die in het verleden het podium deelde met sterren als Art Blakey, Woody Shaw en Betty Carter ging maar moeizaam mee in de ongedwongen benadering van de stukken. Zijn spel was wat belegen, terwijl het concert juist vroeg om extraverte en gedurfde uitbarstingen.
Net niet
Naast eerdergenoemde winnaar Arve Henriksen was er nog een ander ‘feestvarken’ actief op de zaterdag. De compositieopdracht 2011 ging namelijk naar de Nederlandse saxofonist/bassist Dirk Bruinsma. Vanuit dat oogpunt had het concert dat hij met het vijfkoppige Pumporgan gaf iets paradoxaals. Je kon namelijk veel zeggen over de nummers die de groep uitvoerden – energiek, opzwepend, met ballen gespeeld – maar niet dat de muziek compositorisch gezien erg interessant was. Bruinsma plakte grooves en riffs aan elkaar, meestal in onregelmatige maatsoorten en veelal in hetzelfde tempo, die eindeloos werden herhaald. Omdat er ook solistisch gezien weinig potjes werden gebroken, strandde de compositieopdracht net als vorig jaar, toen rietblazer Tobias Klein de eervolle rol kreeg toebedeeld, in goede bedoelingen, maar het was het allemaal ‘net niet’.
John McLaughlin, het Toots Thielemans Quartet en de Vlaamse zangeres Selah Sue gaven acte de présence op de zaterdag.
Hetzelfde gold, weliswaar om andere redenen, eigenlijk ook voor het duoconcert van Brad Mehldau en Joshua Redman. De pianist en saxofonist, beiden zwaargewichten uit de hedendaagse jazz, gaven hun eerste gezamenlijke optreden in Europa, maar maakten de hooggespannen verwachtingen niet waar. Natuurlijk werd er op een ontzettend hoog niveau geïmproviseerd. Maar van een uitdagend spel waarbij twee grote muzikanten elkaar naar nog grotere hoogtes stuwen, was nooit sprake. Mehldau gaf een aantal weergaloze solo’s, zocht regelmatig de randen op en stond open voor een muzikaal avontuur. Redman reageerde tam, kleurde wel heel erg netjes binnen de lijnen en viel te vaak terug op clichés. Daarbij waren ook de composities die het tweetal had uitgekozen niet allemaal even opwindend.
Van dik hout
De propvolle Congo was de ideale plek om aan het einde van de tweede dag North Sea Jazz flink stoom af te blazen. Daar kwam de Amerikaanse blazer die naar de niet al te originele naam Trombone Shorty luistert met veel bombarie het podium op. De trombonist, ooit begonnen in de blazerssectie bij Lenny Kravitz, zaagde met zijn band planken van ontzettend dik hout, maar deed dat zo energiek en vol overgave dat de tent zowat ontplofte. Springerige rockritmes, stevige grooves en een plens funk zoals in de funkrock van weleer. Moddervet en lekker rechttoe rechtaan. De Amerikaan zorgde daarmee in ieder geval voor een brede glimlach aan het einde dag met mee- en tegenvallers.
Zie ook: