Multi-bassband Intermission voert naar de eeuwige stilte
CONCERTRECENSIE Multi-bassband Intermission, Tilburg, Paradox, 5 december 2008
beeld: Stef Mennens
door: Rinus van der Heijden
De gedachte ‘hoe laag kun je gaan’ die bij bassaxofonist Klaas Hekman al enige tijd door het hoofd spookte, werd werkelijkheid toen hij in 1996 de multi-bassband Intermission oprichtte. Daarin koos hij voor drie contrabassen en zijn eigen bassaxofoon. En jazeker, daarmee kun je laag gaan, héél laag.
Intermission speelde in Paradox drie composities. Met Klaas Hekman, William Parker en Wilbert de Joode
Paradox was daar op pakjesavond getuige van. Er werd flink uitgepakt, niet alleen bij het enthousiaste handjevol publiek, maar ook bij de musici, getuige de woorden van bandlid Wilbert de Joode na het openingsstuk: “Deze surprise-avond kent ook voor ons verrassingen.” Zo zou het de hele avond blijven.
Intermission bestaat uit de contrabassisten William Parker, Hideji Taninaka,Wilbert de Joode en bassaxofonist Klaas Hekman. Het kwartet improviseert volledig vrij, maar dan wel op een – het klinkt haast tegenstrijdig – toegankelijke manier. Dat wil niet zeggen dat de wet van harmonie en melodie wordt toegepast, wel dat aard en opbouw van de improvisaties de aandacht geen moment laten verslappen. Het is niet helemaal kamermuziek die Intermission beoefent, maar de ingetogen werkwijze en benadering dwingen de muziek wel in die richting. Daarbij komt dat Parker zich nog bedient van onder meer fluitachtige instrumentjes, wat de veelzijdigheid van het klankpalet heel ver uitbreidt.
Het concert werd geopend met als centrale figuur leider Klaas Hekman en William Parker, die voor de verandering de gymbre, een Noordafrikaanse basluit bespeelde. Hekman had het mondstuk van zijn saxofoon verwijderd om het als fluit in te zetten. Op een monotoon geplukt ritme van Parker en Taninaka en de gestreken klanken van De Joode bouwde Hekman een wazig melodisch motief op. Toen Klaas Hekman kort nadien zijn instrument ‘conventioneel’ ging bespelen en hij er ploppend geluiden uit tevoorschijn toverde, werd het lage karakter van de muziek nog verder benadrukt. Zij kreeg bovendien een hallucinerend karakter mee, omdat het tempo net als in minimal music langzaam andere accenten kreeg.
Klaas Hekman, Hideji Taninaka, William Parker
De twee sets van Intermission bevatten slechts drie composities. De muzikale gebeurtenissen trokken in rap tempo voorbij. De bassaxofoon ontpopte zich meermalen als schatbewaarder van melodie, ritme en avontuur. Tokkelende strijkstokken, een djembé in de beker van de bassaxofoon met over het vel een veer gespannen, dat alweer voor een nieuw geluid zorgde, strijkstokken langs klankschaaltjes, gestreken bassen, William Parker op een pocket trumpet, het voerde je gedachten naar kamermuziek rond een kampvuur, waar allerlei culturen samenvloeiden.
Tijdens een concert met zo’n hoog gehalte, werd je verwachtingspatroon natuurlijk ook nog op zijn wenken bediend: drie bassen die intensief tegen elkaar inspeelden. Je kreeg er kippenvel van. De kracht van Intermission zit in de ultieme kunst van de bandleden door via enorme oren de spanningsboog onafgebroken strak te houden. Dat gebeurde toen het tweede stuk werd afgesloten in een dansante jazzachtige swing van William Parker en opnieuw aan het einde van het concert, toen uiterst kleine noten uitliepen in een absolute stilte. De eeuwige stilte zou je haast zeggen, na zoveel onvoorstelbaar moois.