Dave Brubeck richtte ‘musea van verleden’ opnieuw in
IN MEMORIAMdoor: Rinus van der Heijden
Dave Brubeck op 91-jarige leeftijd overleden.
Foro © Carolyn Cole
Op het moment dat Elvis Presley in de tweede helft van de jaren vijftig een revolutie in de (Amerikaanse) muziekwereld ontketende die in feite uitliep op de geboorte van de popmuziek, leek voor Amerika’s eigen ‘volksmuziek’, de jazz, het einde nabij. Presley en zijn volgelingen gingen zo hard, dat jazz van het ene op het andere moment bij jongeren niet hip meer was.
En hoewel de Presleygolf vrijwel meteen de Verenigde Staten ontvluchtte en de hele wereld overspoelde, haalde de jazzmuziek nog één keer genadeloos uit. Dat was toen pianist Dave Brubeck in 1959 met zijn kwartet het stuk ‘Take Five’ introduceerde. Er was geen middelbare school in Nederland waar leerlingen voor en na de lesuren en zelfs in de pauzes de compositie tot aan het gaatje ontleedden.
Pianist, componist en bandleider Dave Brubeck overleed vandaag, één dag voor zijn 92e verjaardag. Hij was voor een controle op weg naar zijn cardioloog, toen zijn hart verdere dienst weigerde en hij in het Norwalk Hospital in Connecticut overleed.
Take Five
‘Take Five’. Er móet iets heel bijzonders aan deze compositie hebben gekleefd om er meer dan een halve eeuw later, nog hordes niet-kenners mee te overrompelen. Het stuk - niet eens geschreven door de bandleider zelf, maar door medebandlid, altsaxofonist Paul Desmond – was afwijkend van vrijwel alle voorgaande jazzcomposities, omdat het in vijfkwartmaat was geschreven.
Het succes van ‘Take Five’ zette Dave Brubeck aan om veel meer met afwijkende maatsoorten te gaan experimenteren. En hoewel de resultaten van die inspanningen niet zulke klassiekers opleverden als ‘Take Five’, zijn het toch mijlpalen in het Brubeck-oeuvre: het album ‘Time Out’ met 9/8, 3/4/, 5/4 en 6/4 maatsoorten; ‘Countdown: Time in Outer Space’ met 11/4 en 7/4 maatsoorten en ‘Time Changes’ met driekwart, 10/4 en 13/4 maatsoorten.
Er was geen middelbare school waar ‘Take Five’ eind jaren vijftig
niet werd ontleed. Foto © Carel L. de Vogel
De plaat die de kern van Dave Brubeck’s unieke concept echter het best samenvat is ‘Brandenburg Gate: Revisited’, opgenomen in 1961 en twee jaar later uitgebracht. In die tijd ontstond de term third stream, een verzamelnaam voor alle experimenten die jazzmusici ondernamen om klassieke muziek en jazz te laten samensmelten. Grote namen uit de twintigste eeuwse gecomponeerde muziek als Darius Milhaud, Igor Strawinsky, Charles Ives en Aaron Copland hadden al jazzelementen in hun muziek opgenomen en vooral Amerikaanse jazzmusici namen dat stokje over. Wel op hun eigen manier. Uitgeschreven partijen waren voor de orkesten waarbij deze experimenten werden ondergebracht; de improvisaties voor jazzsolisten.
Brandenburg Gate
Alle stukken op één na op ‘Brandenburg Gate’ werden voordat ze aan het Dave Brubeck Quartet werden toevertrouwd, al gespeeld in concertzalen. Brubeck wilde ze ontrukken aan die ‘musea van het verleden’, zoals hij ze noemde. Hij doet dat op een fenomenale manier, verpakt in een muzikale boodschap zonder woorden.
Die boodschap is echter klaarhelder voor wie het album beluistert: de Brandenburger Poort, sinds 1793 hét monument voor Pruisische macht werd later het symbool voor de gescheiden Duitslanden. En daarin zit die boodschap opgesloten. ‘Brandenburg Gate: Revisited’ is een muzikale metafoor voor de vrijheid die een jazzgroep zich toeëigent. Die individualiteit wordt in het Brubeck-concept onverkort overeind gehouden binnen de beperkingen van de uitgeschreven orkestdelen om ze tot één geheel te laten ineenvloeien. Met ‘Brandenburg Gate’ laat Dave Brubeck muren omvallen die tot dan jazz te zeer opgesloten hielden.
Voor de Duitsers, met wie Dave Brubeck een warme band onderhield – hij speelde vanaf 1958 vrijwel elk jaar ergens in Duitsland – werd ‘Brandenburg Gate’ een soort volkslied. Toen de Muur viel, draaide een Berlijns radiostation het nummer zo vaak dat de weinige Duitsers die het niet kenden van Brubeck-concerten, het nadien in alle toonaarden konden meeneuriën.
Dave Brubeck liet miljoenen jongeren op indringende wijze kennismaken met jazz. Foto © Jamie-James Medina
Dave Brubeck heeft na zijn overlijden niet alleen ‘Take Five’ achtergelaten – met dat onnavolgbare, sonore en onvergetelijke altgeluid van Paul Desmond - al zal hij daar eeuwig mee vereenzelvigd worden. Van hetzelfde album komen andere klassiekers als ‘Blue Rondo à la Turk’ (later ook vertolkt door Emerson, Lake & Palmer en Al Jarreau) en ‘Three To Get Ready’. Twee willekeurig gekozen stukken, maar de rij is onafzienbaar. Brubeck, die tot voor kort nog speelde en opnam, nam vele honderden platen op, kreeg talloze onderscheidingen en eredoctoraten, trad voor alle groten der aarde op. Bovendien was hij in de jaren vijftig een van de grondleggers van de cool jazz, met exponenten als Miles Davis, Chet Baker en Gerry Mulligan.
Miljoenen jongeren
Maar Brubeck’s grootste verdienste zal altijd zijn dat ene nummer: ‘Take Five’. Oók omdat het in die afwijkende 5/4 maatsoort is geschreven, maar vooral omdat het miljoenen jongeren op indringende wijze kennis liet maken met jazz. ‘Petite Fleur’ van klarinettist/saxofonist Sydney Bechet was er ook zo’n voorbeeld van, maar dit bleek slechts een eendagsvlieg. ‘Take Five’ is onvergankelijk, vergelijkbaar met de ‘Brandenburgse Concerten’ van Johann Sebastian Bach. Het kan immers geen toeval zijn dat ‘Brandenburg Gate: Revisited’ en die ‘Brandenburgse Concerten’ ontsproten zijn aan de geesten van ware genieën.
Dave Brubeck Quartet - Take Five (België 1964)
Dave Brubeck piano, Paul Desmond altsaxofoon, Eugene Wright contrabas, Joe Morello drums
Dave Brubeck Quartet - Blue Rondo à la Turk
Dave Brubeck over Take Five in 2009
Dave Brubeck Quartet - Unsquare Dance
(Jazzfest Wiesen 1988)
Dave Brubeck piano, Bill Smith klarinet, Chris Brubeck basgitaar, Randy Jones drums