Tom Harrell: Een broze stem achter glas
CONCERTRECENSIE. Bimhuis Amsterdam, Tom Harrell Quintet, 21 september 2006
beeld: Ger Koelemij
door: Mischa Andriessen
Tom Harrell, die zelf het vak leerde bij grootheden als Stan Kenton, Woody Herman en Horace Silver, is voor veel jazzmuzikanten een belangrijke leermeester geweest. David Berkman vernoemde een van zijn nummers naar de trompettist. Een mooi, maar eigenzinnig en introvert nummer dat zeer waarschijnlijk hint naar Harrells grote handicap; zijn schizofrenie. Toen ik een jazzminnende collega vroeg of hij Harrell kende, antwoordde hij: “dat is toch die in zichzelf gekeerde trompettist?” Het is een van de bijzondere kwaliteiten van zijn spel, dat het zo extreem naar binnen is gericht en niet in contact lijkt te staan met wat er daarbuiten gebeurt.
Danny Grisset, Tom Harrell, Wayne Escoffery
Harrell communiceert uitsluitend door middel van zijn trompet, dat zal de reden zijn waarom zoveel muzikanten in hem een mentor zien. Ook in het kwintet waarmee hij deze nazomer tal van Europese jazzpodia aandoet, is weer een aantal talenten verzameld; bassist Ugonna Okegwo tevens vaste kracht bij David Berkman, pianist Danny Grisset die onlangs op het Nederlandse Crisscross records met een trio onder eigen naam zijn debuut maakte, saxofonist Wayne Escoffery een van de leden van het Mingus Dynasty Septet dat komende maand ook in Nederland te zien zal zijn en drummer Jonathan Blake die onder meer bij David Sanchez en John Scofield speelde. De sprankelende en speelse grooves van Blake die elementen uit funk en hiphop in zijn spel incorporeert, staat ver af van Harrells in wezen onveranderlijke manier van spelen die altijd verwant is gebleven aan het bopidioom, hoezeer het daarvan door zijn in zichzelf beslotenheid tegelijkertijd ook afwijkt.
Ik had gelezen over Harrells aan autisme verwante stoornis, maar ik schrok toch toen ik de man voor het eerst in levende lijve zag. Zelden heb ik zo’n breekbaar iemand op een podium gezien. Harrell bleek broodmager en volkomen verkrampt, grote gedeelten van de set verstopte hij zich in een hoek van het toneel waar hij, volledig in zwart gekleed, bij het zwarte gordijn alleen door zijn grijze haar en zijn blinkende trompet opviel. Een groter contrast dan met de goed gebouwde en relaxt ogende Escoffery was niet denkbaar.
Dat zijn spel zo teer is als nat vloeipapier maakt het op plaat juist zo onwaarschijnlijk mooi. Een broze stem achter glas, iemand die vanuit een vreemde wereld, van heel ver tot je spreekt. Bizar, maar onvergetelijk. Die Harrell was helaas maar weinig te horen. Hij speelde aarzelend en klonk alsof hij adem te kort kwam, met horten en stoten. De band had zich volmaakt aan zijn stijl aangepast; elk nummer werd middenin zorgvuldig afgebouwd tot op fluistersterkte waarna Harrell weer uit zijn hoek kwam aangeschuifeld en net op tijd samen met Escoffery het thema herpakte. Het samenspel van de groep en met name dat van Grisset en Blake was bewonderenswaardig. Door Harrells onvaste spel kwamen de ensembles met Escoffery echter maar matig uit de verf. Laatstgenoemde is wel een goede solist, die zich vermoedelijk nogal inhield, maar die zowel lekker smerig als heel fijntjes kan klinken.
Doordat de band geremd speelde en het Harrell aan scherpte ontbrak, bleef de muziek spijtig genoeg het grootste deel van het optreden tamelijk vlak. Er waren hele mooie momenten waarop het meesterschap van alle muzikanten tot uiting kwam in zeldzaam subtiel samenspel. Vooral het oosters aandoende tweede nummer bewees hoe spannend deze groep in goede vorm kan klinken. Vaak echter bleef de muziek steken in te lang uitgesponnen intermezzo’s waarbij Harrell stram en statisch op zijn beurt wachtte, het gezicht vertrokken tot een wanhopige grimas. Dat zijn stem bijzonder is, leidt geen twijfel, maar in het Bimhuis bleef hij goeddeels achter glas verborgen. Daar kon zelfs de man die tijdens het concert een doodsmak maakte en keihard op de grond terecht kwam niets aan veranderen.
- Tom Harrell website

