Dinant Jazz Festival: driemaal Monty Alexander op zijn best
CONCERTRECENSIE. Dinant Jazz Festival, Dinant, België, 26 t/m 28 juli 2019
beeld: Serge Braem
door: Georges Tonla Briquet
Gedurende drie dagen moesten de religieuze bezigheden in de abdij van Leffe wijken voor werelds vertier, beter gezegd voor Dinant Jazz Festival. Dankzij een gospelmis zondagvoormiddag werd de kerk mooi in het midden gehouden. “Saturday night fever and sunday morning prayer” in het Belgische Dinant, met voor de gelegenheid Monty Alexander als hoofdabt.
De Cubaanse pianist Harold Lopez-Nussa, Kenny Garrett en Monty Alexander waren te vinden op Dinant Jazz.
Monty Alexander
Dinant Jazz kiest jaarlijks een peter die drie keer optreedt in verschillende combinaties. Deze keer ging de eer naar de Jamaicaanse pianist en performer Monty Alexander. Dat hij hier vorig jaar nog een uitermate sterke set neerzette, bepaalde waarschijnlijk mede de keuze. Met zijn uitgebreide discografie van zeventig albums en een carrière van meer dan vijf decennia zou hij op zich een heel festivalprogramma kunnen vullen.
Voor zijn eerste concert vrijdagavond nodigde hij niemand minder dan gitaristen Russell Malone en Philip Catherine uit. Centraal stonden de drie volumes van zijn ‘Triple Treat’, opgenomen tussen 1982 en 1989 met Ray Brown. Vanaf de eerste noten zat de sfeer erin: een variant van een second line in de geboortestad van Adolphe Sax. De trein was vertrokken. Zoals steeds piekfijn uitgedost, schudde de pianist samen met zijn ritmesectie en Malone een kwartier lang de ene referentie na de andere uit zijn mouw. Van Nat King Cole via Django Reinhardt naar Sonny Rollins - aan de hand van ‘F.S.R./For Sonny Rollins’ van Ray Brown. Met nadien Philip Catherine op het podium werden de rollen herverdeeld. De twee gitaristen kregen eerst vrije ruimte in duo waarbij het een genot was om te zien hoe beiden afwisselend leiding namen of zich nestelden in de rol van begeleider. Geen geoliede machine die berustte op zekerheden maar muzikanten die risico’s namen. Dat hierdoor soms niet alles even vlot verliep kon de pret niet derven. De magie en de sfeer die telkens in Dinant heerst, maakte dat zowel muzikanten als publiek genoten. ‘Fly Me To The Moon’ was een van de raak gekozen covers die ze brachten, evenals ‘Don’t Stop The Carnival’ (Rollins) en de Italiaanse klassieker ‘Estate’. Met de zwoele zomertemperatuur van die avond, was dit een gedroomde opener van het festival.
Alexander's Triple Treat met gitaristen Philip Catherine en Russell Malone. De gospelmis met Alexander achter de piano. De Franse trompettist Alex Tassel.
De volgende dag koos Alexander ervoor om Dinant te trakteren op een heuse muzikale revue met zijn Harlem Kingston Express. Met de woorden “welcome to Jamaica” zette hij ‘Island In The Sun’ in. De zonneschijn ontbrak aan de hemel, want zaterdag was de stad aan de Maas gehuld in regenwolken. Monty liet het onverschillig en vervulde met zijn groep de rol van een top balorkest. Heel wat reggaeklassiekers in het repertoire waaronder Burning Spear zijn ode aan Marcus Garvey en natuurlijk de nodige Bob Marley-links, met ‘Exodus’ bovenaan de lijst. Drummer Jason Brown en bassist Leon Duncan waren de Sly Dunbar & Robbie Shakespeare dub riddim’ tandem van dienst. Wayne Escoffery vervulde gretig de rol van gastsaxofonist. De set was doorspekt met citaten uit de populaire muziek maar ook uit de jazzgeschiedenis. Flarden Miles en Monk volgden zo op het thema van de gedeeltelijk in Jamaica opgenomen James Bond-film ‘Dr. No’. Jukeboxplezier van hoge kwaliteit maar wel gebracht met een gemillimeterde preciesheid want Alexander had duidelijk zijn band in de hand. Elke hoofdknik en ieder handgebaar van zijn kant werden meteen opgevolgd.
Wat een verschil met zondagochtend. Het festivalpodium was voor de gelegenheid heringericht met een heus altaar zodat een gospelmis opgedragen kon worden. Een tiental geestelijken van de abdij waren omringd door een sereen Monty Alexander Trio, met Alexander in de speelstijl van Ahmad Jamal, Rhoda Scott achter de Hammond-orgel plus harmonicavirtuoos Grégoire Maret, saxofonist Steve Houben en het koor Gospel Wings. Ze luisterden de eredienst op met klassiekers als ‘It’s Me, O Lord’, ‘Let It Shine’, ‘When The Saints Go Marching In’, ‘Oh Happy Day’ en ‘Stand By Me’. De abt van de abdij had gerekend op vijftig toeschouwers maar alle achthonderd zitjes waren ingenomen. Festivalgangers die zich uitten als kerkgangers, het was eens wat anders. Met een Monty Alexander die zichtbaar zijn ogen en oren niet kon geloven. Een unieke bladzijde in de geschiedenis van Dinant Jazz.
Internationale toppers
Saxofonist Kenny Garrett sloot vrijdagavond de eerste festivaldag af. Het openingsnummer werd opgeblazen tot een kwartierlange showcase van zijn kunnen. Steeds luider en hoger ging het. Aanvankelijk in pure Coltrane-stijl maar daarna helaas neigend naar het epische van Kamasi Washington. Zelfs een spiritueel tintje ontbrak niet. Nadien verschoof het accent naar een wereldse funkgroove. Dat hij plots ook ging zingen of rappen (de bedoeling was niet echt duidelijk) en het publiek uitnodigde mee te doen, leidde er toe dat alles wat afzakte naar Amerikaans entertainment. Het bleef nadien vruchteloos wachten op nog echt spannende en originele momenten.
Kenny Garrett. De Franse drummer Manu Katché. Monty Alexander.
Dan was het concert van de Cubaanse pianist Harold Lopez-Nussa op zondag van een heel ander niveau. De manier waarop hij de invloeden van zijn geboorteland kadert in een jazzidioom, blijft respect afdwingen. Geen voor de hand liggende copy paste trucjes maar ingenieus uitgewerkte structuren. Zijn trio kreeg versterking van Grégoire Maret die zich in deze context helemaal uitleefde. De manier waarop de vier muzikanten met elkaar communiceerden en het onderling plezier dat ze beleefden door elkaar voortdurend aan te zetten nog net iets verder te gaan, zorgden er voor dat dit optreden uitgroeide tot het hoogtepunt van het festival.
Opgepimpt
De Franse trompettist Alex Tassel bracht recent een nieuwe dubbel-cd uit met de titel ‘Past & Present/A Quiet Place’. Hij kwam naar Dinant met een licht gewijzigde bezetting met daarin drummer Manu Katché, saxofonist Pierrick Pedron, bassist Reggie Washington en Jason Rebello achter de piano en Rhodes. Speciale gast was de Belgische pianist Igor Géhenot. Het programma was een synthese van het album met hier wel een grotere rol voor de toetsenisten die de klankkleur sterk mee bepaalden. Jazz opgepimpt met wat seventies fusiongrooves en zelfs een vette knipoog naar hiphopbeats. Mondharmonicaspeler Grégoire Maret speelde even mee en zorgde voor een sterk interludium. Een all star cast en een goede manier om een jong publiek richting jazz te lokken. Helaas waren net de jongeren de grote afwezigen in Dinant. De oudere jazzliefhebbers getuigden echter van een heel brede smaak gedurende de drie dagen en reageerden bij elke groep met (soms te) onbeperkt enthousiasme.
Absoluut dieptepunt was afsluiter Manu Katché zondagavond. De Franse drummer introduceerde zijn nieuwste project ‘The Scope’ als een avontuur mijlenver verwijderd van jazz. Dat was het ook. Niets mis mee, zeker omdat er aan de man zijn muzikale intenties niet te twijfelen valt. Hij gelooft met passie in wat hij doet. Alleen riep de uitwerking toch heel wat vraagtekens op. De formule hier: popbeats, electrosoundscapes en heavy metal gitaarsolo’s aan elkaar gemept door zijn kenmerkende drumstijl waarbij hij alle aandacht naar zich toe trok. Elke vorm van subtiliteit bleef achterwege. De vocale stukken die op de plaat voor afwisseling zorgen, werden hier onderuit gehaald door het gebruik van pre-recordings. Voor enkele nummers stond er dan plots wel een zangeres maar haar présence en zangkunsten bleven gelimiteerd tot deze van een Barbiepop. De aanwezigen konden het echter waarderen, zelfs de techno miskleun die de cd afsluit, waarbij iedereen kon meeklappen. Pijnlijk.
Sfeervol
De gemoedelijke sfeer bleef ook dit jaar een van de sterke punten in Dinant en dat niettegenstaande de wat tegenvallende weersomstandigheden zaterdag. Muzikaal was de oogst minder dan gewoonlijk ondanks heel wat verrassende onuitgegeven combinaties. Driemaal Monty Alexander op zijn best, een heuse gospelmis en een opwindend luik ‘a lo cubano’ dankzij Harold Lopez-Nussa maakten dat het toch weer gezellig vertoeven was in de binnentuin van de abdij.