Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Eric Vloeimans viert uitbundig feestje in de kerk

CONCERTRECENSIE. ‘Horn Please’: Eric Vloeimans, Martin Fondse, Carlo Balemans, Xenophonia, Fanfaresque, Rotterdams Jongenskoor. Marekerk Leiden, 28 januari 2011.
beeld: Jaap Reedijk
door: Rinus van der Heijden

Het was feest, deze avond. Op een afwijkende plek: in een kerk. In godshuizen mag je wel feestdagen vieren of heiligen herdenken, maar er zeker geen feesttent van maken. Eric Vloeimans deed dat echter wel. Een volle Marekerk maakte mee hoe de trompettist door de provincie Zuid-Holland werd uitgeroepen tot Gezichtsbepalend Kunstenaar 2010. En  hoe hij die eer vertaalde in pakkende muziek.


Een bijzonder concert van Eric Vloeimans in de Marekerk in Leiden, met onder meer jongenskoor en fanfareorkest.

Deze tweejaarlijkse oeuvre-onderscheiding wordt toegekend aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de provinciale kunsten. Aan de onderscheiding was een carte-blanche verbonden, die Eric Vloeimans naar eigen inzicht mocht invullen. Hij deed dat door het trio Xenophonia uit te nodigen, waarmee hij al eerder speelde. De drie, pianist Bojan Z. (Zulfikarpasic), gitarist/zanger Damir Imanovic en percussionist Bachar Khalife hadden op de gastenlijst ook fanfareorkest Fanfaresque en het Rotterdams Jongenskoor naast zich. De composities kwamen uit handen van Eric Vloeimans, Martin Fondse en anderen, Carlo Balemans stelde het fanfareorkest samen en zorgde voor arrangementen.

Het feestconcert duurde, mét de officiële uitreiking van de onderscheiding plus toespraak, een dikke twee uur. Het publiek in de volle kerk smulde ervan en beloonde elk stuk steevast met een warm applaus. Er viel veel te genieten, omdat diversiteit troef was. Door het ontbreken van balans mag het concert echter niet op de bovenste plank van waardering worden gelegd. De uitvoerenden bekommerden zich teveel om hun eigen clubje, waardoor er nauwelijks sprake was van samensmelting. Doodjammer daarbij was, dat Fanfaresque een veel te bescheiden rol was toebedeeld. Het orkest, bestaande uit leerlingen van conservatorium Codarts uit Rotterdam en leden van fanfareorkest De Hoop uit Middelharnis, zat het grootste deel van de tijd werkeloos te kijken naar de verrichtingen van de anderen. Een misser van jewelste, want juist als de fanfare speelde, kwam er leven in de muziek. Het fanfare-orkest is hiermee echt te kort gedaan.

Hoe mooi een dwingender aanwezigheid van Fanfaresque had kunnen zijn, bleek al in het openingsstuk. Eric Vloeimans presenteerde zich hier gloedvol op trompet, met subtiele pianobegeleiding. Toen het jongenskoor inviel, goot het fanfareorkest er de juiste saus overheen, door als een aanzwellende vloedgolf de muziek naar de juiste spanningsboog te sleuren. In het tweede stuk van de avond herhaalde het uit uitsluitend koper- en rietblazers bestaande ensemble dit op het publiek inbeukende ‘kunstje’.

Xenophonia kreeg onevenredig veel nadruk. Dat was niet erg, want het samenspel van de drie met Eric Vloeimans mocht er dik wezen. Wel erg was, dat hierdoor de anderen te weinig aan bod kwamen. Het Rotterdams Jongenskoor, dat voor de gelegenheid alleen uit sopranen bestond, had sowieso moeite boven de totaalklank uit te komen. En als het dat wel lukte, verlangde je naar meer van deze etherische momenten.


Het publiek genoot van de composities die onder meer door Martin Fondse (m) en Eric Vloeimans werden geschreven.

Gitarist Damir Imanovic heeft een fraaie, nadrukkelijke aanslag op zijn gitaar. Intro’s van hem bekoorden volop, duo’s met Eric Vloeimans zweefden als engelenhaar door de wat te nadrukkelijke akoestiek van de Marekerk. Opvallend was telkens hoe mooi Imanovic’ Balkanklanken aansloten bij de meer Arabisch getinte verrichtingen van percussionist Bachar Khalife.

Martin Fondse droeg met zijn melodica, qua klank een kruising tussen een accordeon en een orgeltje, een belangrijk deel van het succes van de avond. Hij tekende voor een van de hoogtepunten toen hij de piano op sleeptouw nam, de percussie even later ook en het jongenskoor neuriërend en de fanfare zingend Eric Vloeimans bewogen tot de zoveelste indringende solo/improvisatie. De trompettist gooide alle remmen los en leek meerdere malen van zijn eigen spel in trance te raken.

Het slotstuk ‘The Art of Honking’ was een typische Martin Fondsecompositie door zijn gestructureerdheid en gelaagdheid. Het jongenskoor werkte ontwrichtend door in een paar passages luid lachend door de muziek te banjeren. En Eric Vloeimans? Hij was in zijn eentje soeverein heerser over de eigenzinnige akoestiek van de kerk. Met technische superioriteit toonde hij ten overvloede waarom hij tot de beste trompettisten van Europa behoort.

Zie ook:


© Jazzenzo 2010