Kurt Rosenwinkel Standards Trio mist de koude douche
CONCERTRECENSIE. Kurt Rosenwinkel Standards Trio, Paradox, Tilburg, 6 november 2010
beeld: Peter de Koning
door: Erno Elsinga
Paradox beleeft gouden tijden. Nadat in de afgelopen weken al The Bad Plus en Rudder het Tilburgse muziekpodium aandeden en het woensdag Allan Holdsworth ontvangt, sierde afgelopen zaterdag de Amerikaanse meestergitarist Kurt Rosenwinkel met zijn Standards Trio het affiche. Rosenwinkel, voorman van hedendaagse jazzmuziek, speelde een plaat vol met stokoude jazzstandards die ook het repertoire van de daaraan verbonden concerttour vormen. Hoe dat klinkt?
Staande ovaties voor Kurt Rosenwinkel die in de Paradox debuteerde met zijn Standards Trio.
Het resultaat liet zich raden. De innovatieve gitarist (en componist) deed allerminst concessies aan de omstreeks halverwege vorige eeuw geschreven standards en interpreteerde de stukken volledig naar eigen inzicht. Rosenwinkels unieke geluid - waarin harmonie en melodie organisch samensmelten – is groots door zijn eenvoud. Ondanks een verbluffende techniek en gesteund door allerlei effectenapparatuur ontbreekt complexiteit, waardoor de door Rosenwinkel gespeelde muziek dicht bij de basis blijft. De zangerige, warme melodielijnen zijn gelijkmatig en verstoken van allerlei trucs, de harmonieën vertrouwd. De omschakeling van romantisch spel tot ‘stevig aangezet’ voltrekt zich geruisloos.
Daarmee werden de gebrachte standards van een heel nieuwe visie voorzien. En wel zo dat ze nauwelijks herkenbaar het voetlicht passeerden. Een verfrissende samensmelting van traditie en vernieuwing.
Cole Porter’s ‘Get out of Town’ en het door menigeen uitgevoerde ‘Darn that dream’ (gecomponeerd door Jimmy van Heusen) werden door oorstrelende, melancholiek sologitaar ingeleid. ‘Invitation’ - onder anderen door John Coltrane uitgevoerd - en Thelonious Monk’s ‘Reflections’ – tevens de titel van het Standards Trio-album – werden door Rosenwinkel en c.s. naar nieuwe hoogten en de daaraan gekoppelde beleving getild, waarbij progressie en traditie om het hardst streden.
Kurt Rosenwinkel, slagwerker Ted Poor en contrabassist Eric Reeves.
De unieke sound van het gitaartrio – met slagwerker Ted Poor en contrabassist Eric Reeves – ten spijt, veranderde er gaandeweg het uit één lange set bestaande concert iets. Of liever gezegd, niets. Nooit werd even uit het warme bad gestapt voor een shockerende koude douche. De verrassing verdween. Het trio raakte gevangen in zijn eigen sound en perfectie en wilde zich niet wagen aan dynamische buitenissigheden. De razendsnelle korte gitaarnoten waarbij zelfs invloeden van Django Reinhardt te bespeuren viel, verloren naarmate het concert vorderde hun aantrekkingskracht. Het was aan slagwerker Ted Poor te danken dat het concert niet volledig inkakte. Poor benaderde zijn ritme-instrument als een melodie-instrument, zonder dat hij daarbij ook maar één moment de gitaar in de weg zat.
Toch bleef het tot het einde toe genieten van Rosenwinkels virtuoos en origineel gitaarspel. Zo dacht het publiek er ook over. Na een staande ovatie kwam het trio gewillig terug voor een toegift: Thelonious Monk’s ‘Pannonica’. Uitgerekend het enige stuk dat zich volstrekt herkenbaar ontrolde. Opnieuw volgde een staande ovatie.