Jesse van Ruller komt nog elke dag verder INTERVIEW Begin twintig was Jesse van Ruller, toen hij de prestigieuze Amerikaanse Thelonious Monk Award in ontvangst mocht nemen. Een prijs die hij in meerdere opzichten beter enkele jaren later had kunnen winnen, zo vertelde hij in een eerder interview met Jazzenzo. Inmiddels is de gitarist 35 jaar en ligt deze tijd al weer ver achter hem. Als hij er nu op terugkijkt, heeft het winnen van de Award wat hem betreft voornamelijk positieve dingen voortgebracht.
door: Nicolle Leenhouwers
"Niet alle gitaristen zijn introverte musici of brengen een introvert geluid." Foto © Jos L. Knaepen
Gitarist Jesse van Ruller is in de Nederlandse jazzwereld al lang geen onbekende meer. Zijn talent als jazzgitarist én componist is nog steeds volop in ontwikkeling, over gebrek aan optredens en projecten heeft hij geen klagen en over gebrek aan aandacht al evenmin.
Over je leven als musicus voordat je aan het conservatorium ging studeren, is niet zoveel terug te vinden. Daarom wil ik graag beginnen met deze vraag: wanneer ben je begonnen met gitaarspelen en waarom koos je voor dat instrument?
“Ik ben op mijn achtste begonnen bij de muziekschool met klassiek gitaarles. Waarom weet ik niet meer. Eigenlijk wilde ik drummen. Geen idee hoe het gekomen is. Mijn ouders draaiden veel popmuziek: Stones, Beatles, Eric Clapton. Waarschijnlijk kwam het daardoor.”
Maar ondanks je vroege interesse voor de popmuziek speelde je dus toch eerst klassiek gitaar?
“Met klassiek gitaar bedoel ik ‘spelen op de klassieke manier’; met je vingers dus niet met een plectrum. Vanaf ongeveer mijn elfde speel ik ook elektrisch gitaar. Door de popmuziek van mijn ouders speelde ik toen covers van Jimi Hendrix en Santana maar ook bluesmuziek. Ook Queen vond ik heel goed en – iets later – Stevie Ray Vaughan.
Waarom koos je uiteindelijk voor de jazz?
“Ik vond George Benson heel goed. Het is hele erge cross-over popmuziek. Later ontdekte ik Pat Metheny en John Scofield. Gitaarsolo’s vond ik altijd verreweg het leukste om in bandjes te spelen. Soleren op harmonieschema’s. Ik speelde in eerste instantie jazzrock en andere vormen van fusion, bijvoorbeeld Miles Davis.”
Gitaristen als Pat Metheny worden vaak als inspiratiebron genoemd voor jazzgitaristen. Wat sprak jou er zo in aan?
“Pff… moeilijk te benoemen… Het is een bepaalde klank die je aanstaat; en hele spannende akkoorden… Het heeft veel meer harmonische diepgang dan popmuziek. Het is gemengd met ritme en andere elementen uit de popmuziek.” ![]()
"Waar mensen mij aan herkennen, is het semi-akoestische gitaargeluid. Ik maak nu een zijstapje door op de Telecaster te spelen." Foto © Marcel Mutsaers
Je won al heel jong de Thelonious Monk Award. In een eerder interview met Jazzenzo vertelde je dat die prijs eigenlijk te vroeg kwam. Heb je er desondanks toch positieve dingen uit kunnen halen?
“Ja, voornamelijk positief juist! Natuurlijk had ik er nog meer aan gehad als ik hem later had gewonnen, maar alle aandacht van media en publiek zijn de opmaat voor mijn carrière geweest!”
Ondanks dat lijkt het er op dat je een hele tijd behoorlijk zoekende bent geweest. Je gitaarspel werd in het verleden nogal eens als te braaf of niet ‘eigen’ genoeg bestempeld. Herken je jezelf daarin? Hoe zou je jouw geluid zelf omschrijven?
“Ik denk dat er nu twee dingen door elkaar worden gehaald. Waar mensen mij aan herkennen, is het semi-akoestische gitaargeluid. Ik maak nu een zijstapje door op de Telecaster te spelen. Daarop maak ik muziek die meer met rock en funk op heeft. De semi-akoestische gitaar brengt een heel ander geluid voort dan dit overdrive/distortionachtige geluid; je hoort veel meer het hout van de gitaar. Een akoestische gitaar is een heel ander instrument. Bovendien: iedere muzikant ontwikkelt zich constant. Dat hoort bij het muzikantschap: op zoek gaan naar nieuwe klanken, nieuwe dingen, dat maakt het leuk. Als dat je niet ligt, dan ben je er ook niet geschikt voor. Je hebt een eigen idioom, een eigen sound. Die heb je ontwikkeld, zeker als je al heel lang bezig bent. Ik heb het gevoel dat ik elke dag verder kom; mijn smaak ontwikkelt zich en ik ontdek steeds nieuwe dingen in de muziek.”
Hoe staat het eigenlijk met de populariteit van de gitaar in de jazz volgens jou? Het lijkt er vaak op dat de gitaar als solo instrument minder publiek trekt. Hier in Den Haag zitten zalen vaak maar halfvol als er gitaarjazz is; dit in tegenstelling tot bezettingen met bijvoorbeeld saxofoon.
“Is dat zo? Ik merk er weinig van. Het zal zeker voor sommige jazzstijlen gelden, maar ik heb niet het gevoel dat gitaar minder populair is. Wel kan een gitaar een minder expressief geluid voortbrengen dan een sax. Maar niet alle gitaristen zijn introverte musici of brengen een introvert geluid.”
Je werkt de laatste paar jaar veel samen met Stefan Lievestro. Hoe is deze samenwerking ontstaan?
“Ik speel al met Stefan Lievestro vanaf ongeveer mijn twintigste. Ik heb hem vaak gevraagd voor mijn eigen bandjes. Daarna vroeg hij mij voor zijn sextet. Later speelde ik met Arno Krijger een keer in Dizzy. Dit was zo leuk dat we dachten: we beginnen met een bandje (Mona Lisa Overdrive, red.). Ik had net een nieuwe gitaar gekocht. Het was niet de bedoeling daar iets mee te doen, maar ik had een nummer op die gitaar gespeeld en dat sloeg aan. Dat nummer is trouwens niet eens op de cd gekomen.”
Is Mona Lisa Overdrive nu eigenlijk Stefans project of van jullie samen?
“Het was in eerste instantie Stefans project. Maar toen mijn aandeel zo groot werd, is het een gezamenlijk project geworden. Op de volgende cd komen ook composities van mij. We zijn daar nu voor aan het repeteren.” ![]()
"We hebben het rauwe geluid in één keer opgenomen bij Stefan in
de garage." Foto © Ger Koelemij
‘Picknick at Bikini’ (eerste cd van MLO, red.) zou slechts in anderhalve dag zijn opgenomen, terwijl er drie dagen voor uitgetrokken waren. Heeft dat wellicht bijgedragen aan het ‘live’ karakter van de plaat?
“Volgens mij hadden we twee dagen, maar er ging van alles kapot. Er bleef uiteindelijk één dag en een paar uur over. Dit heeft inderdaad niet aan het geluid afgedaan – integendeel. We hebben het rauwe geluid in één keer opgenomen bij Stefan in de garage. Ik ben erg tevreden met het resultaat.”
Tot de zomer is je agenda overvol. Wat zijn je plannen voor daarna?
“Na de zomer komt er eerst een tournee met Hans Teeuwen en Benjamin Herman. Dat is in september en een groot deel van oktober. Daarna ga ik naar Japan samen met het Jazzorchestra of the Concertgebouw. We presenteren daar een cd met mijn muziek, gespeeld door het Jazzorchestra of the Concertgebouw. Verder gaan we door met Mona Lisa Overdrive en volgen er optredens met het Jasper Blom Quartet. Ook liggen er plannen om te spelen met Joris Roelofs en Clemens van der Feen. Zij spelen nog in de Robecoserie (zomerconcerten op gezamenlijk initiatief van het Concertgebouw en Robeco, bedoeld om via laagdrempelige programmering en aantrekkelijke prijzen een breder publiek te trekken, red.). Echt geweldige muzikanten zijn dat!”
Heb je eigenlijk nog tijd voor andere bezigheden dan gitaarspelen? Zo ja, wat doe je nog meer?
“Niet zoveel eigenlijk. Ontspannen de krant lezen met een kopje koffie bij mij om de hoek op de Haarlemmerdijk. En het hele regelen om het spelen heen. Want dat moet natuurlijk ook gebeuren!”
© Jazzenzo 2010