The Bad Plus is voor iedereen een uitdaging CONCERTRECENSIE. The Bad Plus & Wendy Lewis. Amsterdam, Bimhuis, 28 februari 2009.
beeld: Thomas Huisman
door: Tim Sprangers
Al jaren wordt The Bad Plus lyrisch toegezongen. Hun verfrissende aanpak krijgt alom waardering van fans en journalisten. De Amerikaanse band leunt op deconstructies van bekende pop- en rocksongs en transformeert deze tot compleet nieuwe composities die uitblinken in verrassende explosiviteit, originaliteit en onvoorspelbaarheid. De vraag is nu of de praktijken van The Bad Plus nu spannend zijn voor zowel de pop -als de jazzluisteraar.
The Bad Plus met zangeres Wendy Lewis speelden in een afgeladen Bimhuis
In het Bimhuis speelde het gelauwerde The Bad Plus voor maarliefst de vijfde keer in zes jaar tijd. De stijf uitverkochte zaal van de jazztempel werd beheerst door een uitgelaten sfeer gecreëerd door duidelijk zenuwachtige fanaten. Drie kwartier voor tijd was er geen zitplek meer te bemachtigen; het bijtijds presente publiek had veel over om de idolen goed te kunnen waarnemen. De immer droogkomische bandleider en pianist Ethan Iversen, de ietwat schuchtere bassist Reid Anderson en de energieke matenkoning David King op de drums vormen The Bad Plus. Het zijn allerlei facetten die duiden op het poprock-karakter van de band: de muzikale identiteit, de persoonlijkheden, de vaste bezetting en de grote schare fans.
Het meest geroemd wordt The Bad Plus om zijn creativiteit. Vrijwel elk stuk staat bol van maatwisselingen, totaal onverwachte breaks, prettige dissonantie en dit alles uitgevoerd vanuit een ongekende eenheid. De eerste set bestond uit covers en eigen stukken. Stravinsky ging vooraf aan een fijngestoorde vijfkwartsmaat die slechts enkele seconden aanhield om vertraagd te vervormen in een zwaar gesyncopeerde funk.
De composities zitten boordevol spannende trucjes met langzaam en zorgvuldig opgebouwde climaxen. De energie, kracht en beheersing blijven immer aanwezig. De luchtigheid ook trouwens. En hierin zit de intelligentie van The Bad Plus: hoewel zij constant spelen met allerlei conventies binnen vele muziekgenres, wordt hun muziek nooit onbereikbaar. Iedereen begrijpt de praktijken van de band, hoe dissonant zij ook klinken. Je kan zeggen dat ze op de oppervlakte blijven en zich het hiermee gemakkelijk maken. Echter de composities zitten zo veelzijdig in elkaar, dat deze bewering geen stevig fundament heeft.
Slagwerker David King, Wendy Lewis en bassist Reid Anderson
Een weloverwogen zet van het trio is dat zij zich in elk nummer vastklampt aan een melodie die iedereen welbekend is. De tweede set bevatte bewerkingen van Nirvana, Pink Floyd en de Bee Gees. Een nog slimmere zet is om deze te laten zingen door een, met alle respect, rechttoe-rechtaan zangeres. Net als op de laatste cd ‘For all I care’ (2009) zingt Wendy Lewis - een zangeres met een rockverleden - totaal pretentieloos en ritmewisselingen volledig ontkennend. Lewis is kalm, houdt vast aan de bestaande melodieën en stopt onverstoord haar handen in haar zakken. Het is nu aan Iversen, Anderson en King om de spanning op te zoeken; Lewis waarborgt de toegankelijkheid.
Het is bijzonder kundig om op onvoorspelbare wijze te spelen met vele conventies en toch bij een groot gevoel van ontvankelijkheid te zweren. Om pop- en jazzfans in één zaal te kunnen vermaken vergt goed doordachte ideeën over muziek. Soms glipte een confrontatie naar buiten: het op de zijkant tikken van een tom bijvoorbeeld, vonden sommige mensen hilarisch. Gelukkig speelt The Bad Plus op een wijze waarin iedereen een uitdaging kan vinden.
© Jazzenzo 2010