Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Keith Jarrett: Alchemist zonder recept

CONCERTRECENSIE. Keith Jarrett, solo, Bozar Brussel, 9 oktober 2009
door: Mischa Andriessen

Architect Victor Horta had met het Bozargebouw een plek van overdonderende schoonheid voor ogen, maar dan ondergronds. Wie vanuit de tamelijk anonieme en labyrintachtige gangen de concertzaal binnengaat, kijkt zijn ogen uit; elegantie en verfijning gaan hand in hand met praktisch vernuft en een uitgesproken maar niet schreeuwerige grootsheid. Een ideale entourage voor een optreden van Keith Jarrett wiens muziek dezelfde karakteristieken als dit magnifieke bouwwerk heeft. Een weergaloze techniek gekoppeld aan een schijnbaar oneindige fantasie. Humor is niet zijn sterkste punt, maar verder heeft het er eerder van weg dat hij de vleugel geheimen ontfutselt dan dat die nog geheimen voor hem bevat.

Heel vaak is hij niet in de buurt te zien en velen waren om die reden naar Brussel afgereisd, waar Jarrett een van slechts twee Europese concerten gaf. Al die verschillende talen die weerklonken, gaven het optreden nog meer verwachtingsvol decorum. Zo heel veel artiesten zijn er niet waarvoor vele kilometers worden afgelegd. Ook dat kosmopolitisme past wel bij Jarrett, de Amerikaan met Hongaars zigeunerbloed die al vanaf zijn kindertijd met zijn muziek rondtrekt.

Voor een uitverkochte zaal begon hij opvallend gloedvol met twee ingetogen lyrische stukken die zijn grote klasse meteen bevestigden. In een paar minuten tijd toverde hij tot dan toe ongekende akkoorden uit het klavier en hoewel elke stap logisch lijkt of op zijn minst organisch klinkt, is het telkens weer verrassend hoe hij van de eerste tonen tot het slotakkoord komt.

De improvisatiestijl die Jarrrett in de loop der jaren heeft ontwikkeld vanuit de fundamenten die Bill Evans heeft gelegd, is zowel barok als poëtisch. Met zijn neus haast op de toetsen verdwijnt hij bijna in zijn instrument om het volgende ogenblik te gaan staan en zichzelf hardop neuriënd de weg te wijzen. Dat gekreun en die geëxalteerde houding zijn vaak onderwerp van spot geweest.

Die kritiek is begrijpelijk, zoals ook voorstelbaar is dat sommigen zijn extatische lyriek wat te veel van het goede vinden. Niettemin is Jarrett een uniek muzikant. Een virtuoos die het niet per se in vingervlugheid zoekt en iemand die tijdens zijn planloze exploratie van de piano steeds weer op onontgonnen gebied stuit; ook nu hij al geruime tijd zijn toevlucht zoekt tot standards en oude songs. Niet elk stuk in het meer dan tweeënhalf uur durende concert was vol in de roos, maar heel veel improvisaties waren dat wel degelijk.

Veel sprak hij niet met het publiek. Wat hij zei, was veelzeggend. ‘Ik doe dit al jaren, maar ik weet van te voren nooit wat ik ga doen.’ Concentratie, de inzet en ontwikkeling van het thema en dan het wonder; als de melodie eenmaal is gevonden, is alles mogelijk. Jarrett is een alchemist die weliswaar met vaste ingrediënten werkt, maar zonder recept. Het goud wordt ter plaatse gewonnen. Na al die jaren weet hij hoeveel kans van slagen hij heeft. Thema’s worden niet uitgemolken, maar voortijdig naar een elegante aftocht begeleid als ze niet de juiste koers wijzen. De echte meester hoeft de mislukking niet te vrezen want hij weet dat hij zal leveren wat gevraagd wordt; die momenten van totale begeestering als het ontdekken bij musicus en publiek gelijk op lijken te gaan. Dan is dat gekreun niet ergerlijk, want ze hoort bij de roes die is voortgebracht.

Omdat het optreden werd opgenomen, klaagde Jarrett herhaaldelijk (en enigszins overdreven) over het gekuch in de zaal. Of we hem wel begrepen. ‘Ik spreek alleen Steinway,’ grapte hij. Er zijn er maar weinig die deze taal zo vloeiend beheersen. Vijf toegiften waren daarom geenszins overdreven. 


© Jazzenzo 2010