Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Diepzee mondt uit in complete ijzerhandel

CONCERTRECENSIE. Festival Stranger Than Paranoia 2010, Paradox Tilburg, 27 en 28 december
beeld: Stef Mennens
door: Rinus van der Heijden

Twee volstrekt verschillende zangeressen, die nog nooit met elkaar hadden samengewerkt. De ene, stemkunstenares, bedreven als een werknemer met een vijftigjarig dienstverband; de andere minder geroutineerd en onzeker over de tot dan in duisternis gehulde samenwerking. Het was zowel voor de uitvoerders als voor het publiek een prikkelende uitdaging.


Greetje Bijma en Masha Bijlsma, Conny Bauer, en de Italiaanse pianist Antonello Salis traden onder meer op tijdens Stranger Than Paranoia.

Niets dan onzekerheid derhalve. Maar is dat niet een van de provocaties die goede improvisatiemuziek kenmerken? Met het concert ‘Bijma Meets Bijlsma & Groep’ werd al vroeg in het festival een daverend hoogtepunt bereikt. Van twijfel was geen sprake, van hoogstaand samenspel wel. De totaal uiteenlopende stemmen van Masha Bijlsma en Greetje Bijma en de even afwijkende aanpak van beiden riepen een totaalklank op die verraste en nieuwe inzichten bood op vocale muziek. Want wat gebeurde was dat Greetje Bijma haar gehele arsenaal kon opentrekken en tegelijkertijd kon laten horen dat zij ook ‘modaal’ kan zingen. Plus dat Masha Bijlsma het tamelijk begaanbare pad van de jazzzang regelmatig moest verlaten om Bijma te kunnen ‘bijbenen’. Spanning derhalve volop, niet alleen tussen de uitvoerders, maar zeker ook onder de toehoorders.

Greetje Bijma en Masha Bijlsma werden begeleid door snarenspul: Jan Kuiper op gitaar en Henk de Ligt op contrabas. Prachtig was dat, omdat de vaak subtiele gedeelten van de jazzzang versterking kregen van deze snarenbegeleiding. Maar ook in de heftige erupties lieten gitaar en contrabas nergens merken dat hier – om maar wat te noemen – slagwerk werd ontbeerd. Het was goed zo, de combinatie Bijlsma-Bijma-Kuiper-De Ligt was áf. Het zou nu niet anders moeten lopen dan dat de vier zich gaan beraden om dit organische concept verder uit te werken.


Het bassaxofoonkwartet Deep Schrott, Sebastian Gramss Underkarl, Greetje Bijma.

Vier bassaxofoons op hun standaard op een verder leeg podium: het was een prachtig gezicht voordat deze vier mastodonten in werking traden. Maar toen de bespelers aantraden, verenigd onder de naam Deep Schrott, werd de sensatie nog groter. Met repertoire dat zich uitstrekte van Fleetwood Mac, Led Zeppelin, King Crimson en Slipknot en daar tussendoor eigen stukken, brachten de vier Duitsers een ode aan het oudste instrument van de saxofoonfamilie. En dat speelde zich niet veelal – zoals voor de hand ligt – af in de diepe regionen van de instrumenten, maar over het hele bereik. In ‘Left Behind’ van Slipknot gingen de bassaxen zo hoog, dat het geluid dwars door je hoofd sneed. Om daarna uiteraard de muzikale diepzee weer in te duiken. De bassaxofoons hebben bij Deep Schrott zowel een melodische als percussieve functie, terwijl krijsende solo´s uit elk dak gingen. Kenmerkend was dat elke compositie een verrassend slot meekreeg van de Duitsers.

Uit Italië komen pianist Antonello Salis en trompettist Fabrizio Bosso. Salis had een hele ijzerhandel in het binnenste van de piano gegooid. Hij smeet met bekkens, deksels, een koektrommel, drumstokken en plastic zakken om ze vervolgens zo op de pianosnaren te draperen dat al dat ijzer meetrilde met de aangeslagen snaren. Dat zorgde voor speciale effecten, die werden versterkt door de elektronisch gemanipuleerde trompet van Bosso. Soms toverde hij er een klein symfonie-orkest mee te voorschijn, om meteen daarna aan natuurgeluiden denkende klanken te fabriceren. Pianist Antonello Salis paart vakmanschap aan mafkezenschap en dat is de prachtigste combinatie die je kunt bedenken.


Antonello Salis trad op met trompettist Fabrizio Bosso, Conny Bauer tijdens zijn soloconcert in Paradox.

Er waren in de vrije improvisaties van het duo ook ankerpunten: ‘Nancy (with the laughing face)’ kwam voorbij, uit de steeds manifester wordende elektronicawolk van Bosso ontsnapte ‘A Night In Tunisia’ en aan het einde klonk bijna profaan ‘Stille Nacht, Heilige Nacht’. Maar het mooist waren de citaten uit ‘St. Thomas’ van Sonny Rollins.

Voor een staaltje huisnijverheid zorgde trombonist Conrad (Conny) Bauer. Hij zou optreden met saxofonist Peter Brötzmann, maar die moest wegens ziekte verstek laten gaan. Dus nam Bauer de handschoen op en trad hij aan voor een soloconcert. De Duitser is groot geworden in de Westeuropese free jazz en hij heeft die stijl eigenlijk nooit verlaten. In dat genre een soloconcert geven is de goden verzoeken: probeer maar eens je publiek meer dan een half uur in je eentje te vermaken. Conny Bauer lukte het en hij toonde hiermee ongevraagd aan dat hij tot de laatste der Mohikanen behoort.

Het is o zo gemakkelijk om met mannetjesputterij te laten horen wat een trombone allemaal kan. Maar Bauer deed dat niet, want dan was hij snel uitgekakt geweest. Hij richtte daarentegen een artistiek bouwwerk op van niet passende stenen, die wrongen en het vertikten zich aan elkaar aan te passen. Natuurlijk bleef deze Toren van Babel staan en daarmee bewees Bauer dat hij behoort tot het uitstervende ras van muzikanten, die zoveel fantasie, durf en techniek bezitten, dat zij anderen niet nodig hebben om hun muzikale overtuiging over te brengen.


Anatol Stefanet, Paul Pallesen en Mark Alban Lotz op zijn contrabasklarinet van pvc-buis gemaakt.

Van een geheel andere orde was het optreden van Mark Alban Lotz en Anatol Stefanet. Zij brachten folkloristische en geïmproviseerde muziek uit Moldavië en Nederland samen. Stefanet op zijn viool, Lotz op allerlei fluiten en een uit pvc-buis opgetrokken contrabasklarinet. Met slagwerk en xylofoon en elektrische gitaar en banjo werd het een concert van niet ingevulde verwachtingen. Maar wel een met wonderschone momenten, onvergetelijke tellen in de tijd. Prachtig was de galm van de elektrische gitaar, die jammer genoeg veel te weinig alle klanken inbedde in het folkloristische thema van de muziek; minder prachtig de westerse platte ritmes die nogal eens opdoken. Maar gelukkig was er dan altijd de viool, die de ene keer smachtend en dan weer in vliegende galop de zaak recht trok.

Free jazz dook ook op bij het Duitse Underkarl van contrabassist/leider Sebastian Gramms. De groep bestaat al zeventien jaar en heeft het toch aan de jaren zestig gebonden free jazz uit zijn tuigje bevrijd. Tegenwoordig laat het kwintet ook invloeden van rock en eigentijdse gecomponeerde en geïmproviseerde muziek toe. Dat betekende in Paradox een uiterst verfrissende blik op muziek van toen en nu, waarbij werd aangetoond dat je zelfs met een datumstempel op het vel van een trommel aanvaardbare muziek kunt maken. Of wisten we dit al?

Zie ook:


© Jazzenzo 2010