Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Joris Roelofs maakt gretig gebruik van mogelijkheden basklarinet

CONCERTRECENSIE. Joris Roelofs Trio, Porgy en Bess, Terneuzen, 27 november 2011
beeld: Eddy Westveer
door: Mischa Beckers

Recent kwam ‘Live at the BIMhuis’ uit, het album dat saxofonist Joris Roelofs met zijn kwartet opnam. Roelofs speelt ook basklarinet. Met dat instrument experimenteerde hij recentelijk veel in combinatie met alleen bas en drums. Die vorm beviel hem zo goed dat hij besloot een trio samen te stellen om op tournee te gaan. En ook nu weer met niet de minsten. Op contrabas speelt Matt Penman en achter de drumkit zit Ted Poor. Zondag gaf dit Joris Roelofs Trio een concert in Porgy en Bess in Terneuzen.


Het trio Joris Roelofs, Matt Penman, Ted Poor op het podium van Porgy en Bess in Terneuzen.

De altsaxofoon kwam slechts één keer uit de koffer en voor de rest speelde Roelofs op basklarinet. Het trio trapte af met Roelofs’ ‘August 30’. Het stuk begon als ingetogen ballad maar kreeg gaandeweg meer snelheid en vooral dynamiek. Roelofs zette meteen enkele forse statements neer. Hij varieerde met zacht en hard neergezette passages en improviseerde met kenmerkende lange lijnen, die soepel over de maten heen liepen. Roelofs verenigt onder meer het lyrische en melodieuze spel van Warne Marsh, zoals bekend één van zijn grote voorbeelden, met energieke naar een climax toewerkende improvisaties.

Zonder akkoordinstrument zijn er voor de basklarinettist meer mogelijkheden om te improviseren en is het geheel meer open. Het bereik van een basklarinet is groot en het is ook een behoorlijk aanwezig instrument. Van al die aspecten maakte Roelofs gretig gebruik. In langzame stukken, waaronder ‘My ideal’, koos hij veelal in het lagere register gevoelige tonen en speelde dan met veel vibrato. In het andere deel van het spectrum bevonden zich meer extatische uitvoeringen zoals in ‘The ninth planet’. De baslijn en het onderliggende schema waren, ondanks de maatsoort in negenen, dit keer relatief eenvoudig maar de improvisatie niet. Aangespoord door Poor, die een steeds heftiger patroon creëerde waarbij hij de boven -, onder - én zijkant van de bekkens gebruikte, bouwde Roelofs de solo vanuit de melodie steeds verder uit. Waar artiesten als James Carter of Courtney Pine zich op basklarinet weleens te buiten gaan aan driftig geschreeuw met boventonen gebruikte Roelofs dit slechts een enkele keer, meer functioneel. Veeleer verkende hij zorgvuldig delen van het register, donderend in het laag, spetterend in het hoog en vormde patronen van arpeggio-achtige reeksen. Echt up-tempo ging het in ‘Dewey square’ van Charlie Parker. De snelle beboplijnen klonken verrassend op basklarinet en ook die leken Roelofs niet al te veel moeite te kosten.


Joris Roelofs Trio in Porgy en Bess.

Diverse nieuwe stukken kwamen voorbij zoals ‘Hippocampus’ en ‘Floatin’’. Verschillend in opzet, het één meer swingend maar hoekig en het ander laidback en melodieus maar overeenkomstig in signatuur met veel aandacht voor (soms meerdere) overlappende melodische lijnen en ritmische patronen. Ook een compositie van Ted Poor, ‘Bad touch’, werd gespeeld. Het hoekige, krachtige drumpatroon, klonk door vernuftig erin verwerkte ruimte spannend en contrasteerde mooi met de daarover gespeelde melodie. Vooral in de intro en afsluiting viel de samenklank van basklarinet en contrabas op. Roelofs stuurde duidelijk op die typische samenklank aan. Penman accentueerde bepaalde noten unisono met Roelofs en speelde andere er gesyncopeerd tussendoor. Penman soleerde veel maar zijn geluid werd weggedrukt als Poor wat steviger speelde. In de ballad ‘My ideal’ kwam zijn melodieuze improvisatie wel goed tot uitdrukking. Overigens was de solo van Poor in dit stuk ook bijzonder: een fluisterzachte improvisatie op trommels en bekkens.

In de toegift kwam uiteraard nog Roelofs’ favoriete componist Duke Ellington nog langs. Zijn ‘Sophisticated lady’ klonk ook sophisticated, in de goede zin van het woord, met respect voor een prachtige melodie.

Zie ook:


© Jazzenzo 2010