De jazzschrijver COLUMN Tien jaar terug verscheen “But beautiful”. Een boek over jazz waarin de schrijver Geoff Dyer de lacunes in onze kennis over grootheden als Chet Baker en Charles Mingus aanvult vanuit zijn fantasie. Zelf noemt hij het; improviseren op een thema precies zoals jazzmuzikanten dat doen. Het is bekend dat Chet Baker wegens drugsschulden ooit zo werd toegetakeld dat hij al zijn tanden verloor, maar wat er precies gebeurde weet niemand. De louche plekjes waar de verslaafde jazz cats kwamen, duldden geen getuigen en daar biedt de verbeeldingskracht van Dyer uitkomst. Hij reconstrueert niet, er zijn immers te weinig feiten, maar hij verbeeldt. Hij wekt de scène tot leven. Wat hij schrijft, is misschien niet waar in de zin van echt gebeurd, maar het is waarachtig. Zo zou het gegaan kunnen zijn en hoe beter hij schrijft des te waarschijnlijker het wordt dat het zo is gegaan.
door: Mischa Andriessen
Niet zo lang geleden werd een Nederlandse filmjournalist ontmaskerd. De interviews die hij publiceerde hadden in werkelijkheid nooit plaats gevonden, maar waren grotendeels samengesteld uit vraaggesprekken van anderen. Het bedrog kwam naar buiten toen hij een interview publiceerde met een regisseur die tot dan toe categorisch geweigerd had inhoudelijk op zijn eigen werk in te gaan. Het was de frauduleuze journalist gelukt hem als eerste uitspraken over zijn films te ontlokken, maar daarvoor had die zijn toevlucht moeten nemen tot fictie. Misschien dat deze verzinsels een kant van de regisseur belichtten die altijd verborgen was gebleven. Dat het vraaggesprek dat nooit heeft plaatsgevonden de waarheid dichter benaderde dan alle voorgaande, echte interviews. De fout die de journalist echter maakte, was niet dat hij loog (in het leven is het of sterven of liegen, schreef Céline) maar dat hij het niet toegaf. De auteur van fictie bekent dat hij met de waarheid speelt, de journalist pretendeert haar te kunnen vangen.
De journalist heeft niet de vrijheid van de schrijver. Dyer kan er aan de hand van een foto van Ben Webster, Red Allen en Pee Wee Russell (de man die leefde op milkshakes met cognac of is dat ook niet waar?) op los fantaseren. Voor de journalist gelden foto’s als bewijsmateriaal. Kijk, zo was het echt. Toch kan ook de journalist niet zonder zijn verbeelding. Dat hij de optredens bezocht heeft waarover hij schrijft, spreekt voor zich (hoewel, denk maar aan de filmjournalist), maar in het verslag moet hij een beeld oproepen dat recht doet aan alle aspecten van het concert; de inzet en kunde van de muzikanten, de ambiance, het wachten, de gesprekken aan de bar, de klompvoet van de drummer, de saxofonist die voor het optreden nog even zijn tanden poetst in het publiekstoilet. De gedachten van de journalist, de dingen die om hem heen gebeuren, zij hebben niets met jazz te maken. Zij zijn jazz. Zonder al die misschien onooglijke details komt geen enkel verhaal en zeker geen verhaal over jazz tot leven.
© Jazzenzo 2010