Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Chick Corea vermaakt zich prima met het stangen van puristen

CONCERTRECENSIE. Vredenburg Utrecht, Combo Chick Corea met Amsterdam Sinfonietta o.l.v. Candida Thompson, 10 januari 2007
beeld: Hans Reitzema
door: Mischa Andriessen

Het blijven rare codes: waarom wachten de bezoekers van het Concertgebouw angstvallig op het knikje van de dirigent terwijl het publiek in het Bimhuis dwars door de muziek heen zijn bijval toont? Daartoe aangezet door Corea zelf, die zijn publiek opriep zoveel mogelijk lawaai te maken, werd zijn cross-overconcert in Vredenburg wat dat betreft door de meeste aanwezigen opgevat als jazz; elke solo werd met applaus onthaald.


Chick Corea met de Amsterdam Sinfonietta 

Dat de kloof tussen klassieke- en geïmproviseerde muziek niet zo makkelijk gedicht is, bewees een aanzienlijk deel van het publiek dat na Mozarts pianoconcert niet terugkeerde om Corea’s eigen composities aan te horen. Ter ere van het Wiener Mozartjahr was Corea gevraagd een werk in de geest van de meester te schrijven. Dat werd Corea’s pianoconcert #2, bijgenaamd “The Continents”. Bij de première van het stuk werd Corea’s eigenzinnige interpretatie van Mozart zo goed ontvangen dat er een korte Nederlandse tournee volgde waarin Corea’s combo en de Amsterdam Sinfonietta behalve Utrecht ook Amsterdam, Leiden, Rotterdam en Tilburg aandeden.

Mozart en Corea. Dat Corea in de speelse Mozart een geestverwant heeft herkend, is op zich niet zo vreemd. Waarom hij vervolgens uitgerekend het 24e pianoconcert, een van donkerste stukken uit het Mozart-repertoire heeft uitgekozen om uit te voeren, is veel moeilijker te verklaren. In elk geval was de belangrijkste vraag hoe hij het stuk zou gaan spelen. Met veel eerbied of juist vooral naar eigen inzicht.

Voor veel jazzmusici is het vertolken van klassieke muziek klaarblijkelijk dé manier om ultiem serieus te worden genomen: Keith Jarrett, de broertjes Marsalis, maar bijvoorbeeld ook iemand als Peter Epstein. Allemaal waagden zij zich eraan. Met wisselend succes. Zij hebben zich tijdelijk toegelegd op het spelen van klassieke muziek. Er zijn er ook die spelen met. “Round about Frederic Mompou” “Round about Monteverdi” enzovoort. Het uit Russ Lossing, John Hebert en Adam Kolker bestaande trio “Change of time” heeft zich heel smaakvol over Bartoks “Microkosmos” ontfermd, maar er zijn ook dramatische voorbeelden van kitscherige spielerei, waarvan Uri Caines “Diabelli Variations (Ludwig van Beethoven)” in mijn ogen een rampzalig voorbeeld is.  

Corea heeft zich al eerder met klassiek bezig gehouden. Onder meer samen met Bobby Mcferrin. Ook iemand die geprobeerd heeft de stevige wand tussen beide genres te slechten. Als gezegd de vraag was wat het zou worden. Vooral ernstig of vooral speels, vooral jazz of vooral klassiek, of van alles wat. Het werd het laatste. Mozarts pianoconcert (prachtig stuk overigens) werd tamelijk authentiek uitgevoerd. Alleen de solopartijen werden door Corea aangegrepen om te improviseren. Dat deed hij op zich heel goed. Hij is en blijft een verbluffend pianist. Er zit echter ook een keerzijde aan een dergelijke vrije benadering van een compositie. Door zich de tijd en vrijheid te gunnen om de solopartijen uit te bouwen en om te vormen, haalde Corea het stuk enigszins uit zijn verband. Mozarts melodieën zijn natuurlijk onverwoestbaar, maar zo uitgevoerd, kwamen de drie delen toch een beetje als los zand aan elkaar te hangen.

Heel vernuftig was de manier waarop het eerste deel uit zijn eigen compositie, “Africa” getiteld, overging in die van Mozart. Nadeel was dat het stuk daardoor nauwelijks op zijn merites te beoordelen was. Daartoe bood het programma na de pauze meer gelegenheid, toen de overige vijf delen uit “The Continents” werden gespeeld. Het eerste: “Europa” deed door zijn Spaanse sfeer heel in de verte denken aan het  door Miles Davis bij de jazzliefhebber bekend gemaakte “Concerto d’Aranjuez”. De overige delen hadden een minder duidelijk herkenbaar signatuur. Misschien het geestige, afsluitende “Antarctica” uitgezonderd. In alle stukken had Corea veel plaats ingeruimd voor de drie muzikanten uit zijn band. Met name bassist Hans Glawischnig en rietblazer Tim Garland kregen volop kans zich te profileren, waarbij de eerste op mij vooral de indruk wekte heel degelijk en de tweede nogal op effect belust te zijn. De muziek klonk zorgvuldig gearrangeerd, maar ook wat stram. Juist het invoegen van een jazzkwartet maakte de ritmische mogelijkheden voor het orkest beperkt. Sowieso is het vanuit een jazz oogpunt heel knap dat Corea voor een zo’n grote en hem toch redelijk onbekende bezetting zulke onderhoudende muziek kan schrijven. Vanuit klassiek oogpunt echter lijkt het of Corea de klok heeft teruggezet. De jazzinvloeden waren het meest modern in deze muziek. Bijvoorbeeld Stravinski en Sjostakovitsj experimenteerde daar aan het begin van de vorige eeuw al mee. Zowel met zijn compositie als zijn spel nam Corea duidelijk een middenweg in tussen beide genres en dat is zelden de beste oplossing.

Natuurlijk staat daar ook veel tegenover. Ik zou hier niet zo veel woorden aan vuil maken als niet uit alles het bijzondere talent van Corea sprak. Hij was zelf de eerste om de torenhoge ambities die je achter een dergelijk project zou vermoeden, te relativeren en dat alleen al maakt zijn poging uitermate sympathiek. Puristen in beide genres hadden ongetwijfeld een slechte avond, maar Corea vermaakte zich prima. Voor een enkeling zal hij wel degelijk een bres hebben geslagen in de dikke muur tussen jazz en klassiek. Vooral de losheid waarmee hij het te spelen materiaal benaderde, was een verademing. De stijfheid die de meeste klassieke concerten aankleeft, was daardoor meteen verdwenen. Dat mag vaker gebeuren. Het is daarnaast te hopen dat de jazzpodia de gewoonte overnemen op tijd te beginnen en zo’n mooi en uitgebreid programmaboekje uit te delen. Dat zou in elk geval de recensenten een berg werk schelen…


© Jazzenzo 2010