Duizend kilo opgekropte energie van Corrie van Binsbergen
CONCERTRECENSIE. Trio Van Binsbergen/Offermans/Sun & Matthias Schriefl, Bimhuis, 19 november 2010
beeld: Stef Mennens
door: Tim Sprangers
Corrie van Binsbergen had weer eens zin om ‘lekker met zijn drieën op het podium te staan’, zo vertelt ze Vera Vingerhoeds bij aanvang van de tweede set. Geen opera’s en vele afspraken, maar vrije jazz, instant composing, terug bij de basis. Ze praat met een grote glimlach, alsof ze opgelucht is. ‘Hier had ik behoefte aan’.
Fantastisch concert van een nieuw Corrie van Binsbergen Trio met gastspeler Matthias Schriefl in Bimhuis.
Zo klinkt het ook. Als duizend kilo opgekropte energie dat met haar gitaar eruit geschreeuwd moet worden. Dat gaat prima met drummer Yonga Sun en contrabassist Hein Offermans. Beiden zijn waanzinnig creatief, hebben veel humor, en passen daardoor perfect bij Van Binsbergen. Het trio is de muzikale personificatie van democratie. Zij gunnen elkaar constant een basisvrijheid, ideeën worden soms voorzichtig aangedragen, maar vaker juist streng, omdat ze van elkaar weten, dat komt wel goed.
De langgerekte spanningsbogen kunnen alleen maar plaatsvinden op basis van vertrouwen. Het past, de puzzel klopt, de uitgangspunten zijn gelijk. Zonder afspraken maakt het drietal te gekke composities die knetteren door vuige rock, stekelige grooves, en old school Hollandse impro. Drummer Yonga Sun, innovatief en strak als altijd, beweegt zijn mond over de snare, en piept wat onverstaanbare termen. Hij zoekt naar de interacterende vibratie. Offermans en Van Binsbergen antwoorden met eenzelfde absurdisme. En even later een aanstekelijk popthemaatje, vanuit het niets. Voor deze band is het avontuur oneindig, zij bewegen zich vloeiend door een grondeloos landschap. Als een inktvis, met honderd beweeglijke tentakels, zwemmend door tropische, onontdekte wateren.
Yonga Sun, Corrie van Binsbergen, Hein Offermans.
En eigenlijk moet het echte concert nog beginnen. Het aardige aan dit dynamische trio (waarin terecht geen frontman wordt genoemd), zijn de projecten met andere muzikanten. Na een goede oerkreet vanuit het publiek, ter oefening voor ‘De schreeuw om cultuur’, een dag later, voegt enfant terrible Matthias Schriefl zich tijdens de tweede set bij de band. De trompettist is een virtuoze jazzclown, die zou passen in rockkelders, theaters, stand-upcomedy cafés, maar ook uitstekend op een jazzpodium. Schriefl gebruikt feesttoeters, leeglopende ballonnen, gegorgel, een tuba en melodica. Krankzinnige composities, zoals ‘Flying to New York’ van zijn album ‘Shreefpunk in Köln’ krijgen korte intermezzo’s van jolig gezang. Balkan, hardrock of hoempapa, een raamwerk is ver te zoeken.
Veel oprecht leuke grappen, muzikaal en in zijn praatjes, maar ook serieuze kost van Schriefl. De ballad ‘Hannas Haar’, op zijn bugel, klinkt als een langzaam ontwikkelend, romantisch sprookje. Zijn techniek is uitmuntend, zijn veelzijdigheid ongeëvenaard. En gelukkig met een hele grote dosis zelfrelativering. Dat siert hem. Hilarisch en tegelijkertijd reuze spannend is de solo-toegift waarin Schriefl met zijn loopstation een gigantisch orkest creëert (met hoofdrol voor een groovende (!) tuba).
Foto's bij deze recensie zijn gemaakt tijdens het concert van 13 november in Paradox Tilburg.