Jazz en theater
COLUMN
door: Jan Bol
Jazz moet je raken. Jazz is fysiek. Jazzmuzikanten moet je kunnen zien ademen, zien zweten, horen steunen en kreunen. Je moet de musici bij wijze van spreken aan kunnen raken. Eigenlijk hoort jazz in het café, dichtbij het publiek, tussen het publiek. Rook, gerinkel van glazen, meer alcohol en meer lawaai. Jazz moet je aan den lijve ondervinden. Je moet improvisatie zien en horen ontstaan. Improvisatie, daar draait het toch om? Het is een groot deel van de lol.
Jazz vanuit een theaterstoel is verre van ideaal. Dat schept afstand. Is het niet letterlijk, dan toch figuurlijk. Nada sfeer, nada spanning. Of musici dat ook vinden, weet ik niet. Ik heb het nooit iemand gevraagd. Voor de netto-opbrengst is het misschien beter een theaterzaal vol publiek te hebben.
Inkomsten uit muziek maken, dat is de andere kant van de medaille. Een jazzmusicus met een lege maag speelt niet beter dan iemand die er wel enigszins van kan leven. Kwelling leidt niet tot betere prestaties. Een intieme zaal, een optreden in een café, het levert vast wel minder op. Een dubbel gevoel dus, jazzoptredens liefst kleinschalig, maar als musici daarom allemaal verhongeren of om den brode de krant moeten rondbrengen, dat is ook niks.
Deze gedachten spelen door mijn hoofd nu ik weer, in het kielzog van mijn schouwburgboekingen, bestookt wordt met reclame voor het rondreizend circus dat Jazz Impuls heet, jaargang 2007-2008, het derde seizoen alweer. De deelnemende musici en ensembles zijn niet gering van naam. De mix in stijlen en bands is heel aardig. De stichting laat op zijn site weten per seizoen steeds meer publiek te bereiken met deze formule. In het eerste seizoen waren er 114 concerten met totaal ruim 17.000 bezoekers naar de theaters. De 122 concerten in het tweede seizoen waren goed voor 24.000 bezoekers. In het nieuwe seizoen zijn er 140 concerten in theaters door het hele land. Zij het dat het deel ten oosten van de lijn Groningen – Zwolle – Deventer – Arnhem er wel heel bekaaid afkomt.
Ooit heb ik me laten verleiden tot zo’n sandwichuitvoering met Fay Claassen vóór de pauze en Benjamin Herman na de pauze. Het was afgemeten, het was klinisch. Geen vonk met het abonnementgestuurde publiek, waarvan sommigen van boven de 70 dapper volhielden, want es ist bezahlt, es soll herunter.
Natuurlijk zitten vooroordelen me in de weg. Alleen, ik vraag me af of die 24.000 van afgelopen seizoen allemaal echt iets hebben met jazz. Gaan ze ook naar andere concerten? Naar andere podia? Kopen ze ooit een cd van de musici die ze zagen? Ik waag het te betwijfelen. Buiten de Randstad en enkele grote studentensteden zoals Tilburg, Nijmegen en Groningen krijgen we met Jazz Impuls de kleinschalige jazzpodia niet terug of worden nog kwijnende niet levensvatbaarder.