Jazz tussen eters en drinkers, het lijkt New York wel
CONCERTRECENSIE. Stadscafé MeesterS Tilburg, Fraanje/Vloeimans/Langenhuijsen/Govaert, zaterdag 8 december 2007
beeld: Marcel Mutsaers
door: Rinus van der Heijden
Middenin het hart van Tilburg ligt Stadscafé MeesterS. Je kunt er goed drinken, nog beter eten en het allerbest naar jazz luisteren. Dat laatste blijkt op zaterdagavonden, als jazzpianist Harmen Fraanje enkele getrouwen rond zich verzamelt en concerten verzorgt als zijn het spontane jamsessies. De formule lijkt op die van Newyorkse jazzclubs, met dit verschil dat de nadruk ligt op jazz en niet op schransen en innemen. Op dit concept komen bewust mensen af, waarbij het opvalt dat vooral jongeren zo jazz aan het ontdekken zijn.
Harmen Fraanje, Eric Vloeimans, Niko Langenhuijsen en Onno Govaert in De Salon van Café Meesters tijdens de zaterdagavondsessie - klik op foto
Als je er voor de eerste keer komt, in die piepkleine ruimte in dat Tilburgse Stadscafé, weet je niet wat je overkomt. Het zaaltje heeft niet eens de afmetingen van een fors uitgevallen huiskamer. Ooit zal het de salon zijn geweest voor een van de Tilburgse textielbaronnen. Achterin was waarschijnlijk een provisiekast. De deuren zijn eruit gehaald en nu dient die verlaagde ruimte als podium voor dit muzikale initiatief van Harmen Fraanje. Wat portretfoto’s aan de muur, een goud geornamenteerd plafond, rood Engels behang, antieke lambrisering, drie hangtafels, wat barkrukken, dat is het wel zo’n beetje. Op de achtergrond is het rumoer van café en restaurant prominent aanwezig. De musici doen het er gewoon mee.
Deze zaterdagavond heeft Harmen Fraanje trompettist Eric Vloeimans uitgenodigd, contrabassist Niko Langenhuijsen en slagwerker Onno Govaert. De laatste is een jonge Tilburger, broer van Jacqueline Govaert, voorvrouwe van de popgroep Krezip. Aan Onno, die uit een muzikale familie komt, is tijdens het gehele concert te horen dat pop voor hem heel wat vertrouwder is dan jazz. Maar zijn medemusici geven geen krimp. Als het mis gaat is er altijd nog de gietijzeren stoomlocomotief Niko Langenhuijsen, die zijn jonge collega zo weer in het spoor trekt.
Dat de sfeer ongedwongen is, is een understatement. Het publiek zit en staat op enkele centimeters na tegen de musici aan. Harmen Fraanje communiceert open en volstrekt informeel met zijn luisteraars. Dit alles doet aan de kwaliteit van de muziek niets af. De pianist/initiatiefnemer zelf speelt of zijn leven ervan af hangt. Hij gooit zijn hele lichaam in de strijd, schuift op de pianokruk, zit er soms dwars op en hamert de ene na de andere melodie en improvisatie uit zijn instrument. Eric Vloeimans ziet het lachend aan, gaat soms op zijn hurken naast de piano zitten en ziet haast vertederd toe hoe zijn maatje Harmen de piano laat dansen, bruisen en swingen.
De zaterdagavondsessie in Café Meesters is een initiatief van pianist Harmen Fraanje - klik op foto
Eric Vloeimans zelf lijkt in het begin van het concert moeilijk op gang te komen. Zijn trefzekerheid is ver te zoeken. Maar in de derde compositie, het kapot gespeelde ‘Bye Bye Blackbird’ floept het licht aan en ziet vooral hij kans deze klassieker naar een nieuw eigentijds niveau te tillen. Terwijl Harmen Fraanje vrij boven het thema hangt, speelt Niko Langenhuijsen er themavast onderdoor. Eric Vloeimans raast er met razensnelle notenreeksen angstaanjagend tussendoor. De musici hebben voor aanvang van hun optreden geen enkele afspraak gemaakt. Die komt er pas als een nieuw nummer wordt ingezet. Wat ook al niet is afgesproken. Na elk stuk rijst de vraag: wat spelen we nu?
Begonnen wordt met ‘Slick’ van Niko Langenhuijsen, gevolgd door een stuk van de IJslandse bassist Gulli Gudmonsson, een van Brad Mehldau en Thelonious Monk’s ‘Bemsa Swing’. Na de pauze klinkt het van een Indiase reis afgeleide ‘Hindustani’ van Harmen Fraanje zelf, zijn ‘Paris Song’, waarmee hij naar eigen zeggen een haat/liefdeverhouding heeft, het op Portugal geïnspireerde ‘Rosinha’ van Niko Langenhuijsen en twee volstrekte verrassingen. Het eerste kondigt Harmen Fraanje aan als een ‘fatale jam’ in 12/8. “We hebben geen thema”, voegt hij eraan toe. Wellicht toch wel, want Miles Davis’ ‘Kind of Blue’ klinkt er regelmatig helder doorheen.
Hetzelfde geldt voor het laatste stuk. Afgeleid van ‘I Got Rhythm’. De vier musici verrassen in deze twee laatste nummers zichzelf nog het meest. Het is ieder voor zich, om met zijn allen eensgezind uit te komen bij een muzikale oplossing, die geen van hen voor de inzet van die nummers had kunnen bedenken.
De MeesterS-concerten zijn door de afwezigheid van formele discussies en afspraken en de noodzaak om de musici diep in hun eigen wezen te laten tasten, schitterende voorbeelden van hoe inventiviteit jazz zijn overrompelende karakter kan geven.
En de musici zelf, waar doen ze het voor? “Om te spelen”, is de simpele verklaring van Eric Vloeimans. “Het is spannend hier.” En Niko Langenhuijsen: “Ik heb hier al wel drie keer gestaan in volstrekt verschillende bezettingen. Prachtig om te doen. Het gaat om weinig geld, maar je speelt op hoog niveau.”