Het circus van Vinicio Capossela
CONCERTRECENSIE. Bimhuis Amsterdam, Vinicio Capossela, 27 februari 2008
beeld: Ger Koelemij
door: Tim Sprangers
In een complete duisternis horen we mysterieuze geluiden. Muzikanten schuifelen naar hun instrument en vullen de spanningsvolle soundscape aan met duistere stemmen. Plots verschijnt er een silhouet op het podium met een reusachtig berenvel. Hij slaakt wat robuuste kreten en een tel later zien we niet meer zijn stijlvolle hoed, maar een angstaanjagend minotaurusmasker dat zijn gezicht siert. Het circus van Vinicio Capossela is begonnen.
Vincenzo Vasi bespeelt de theremin. Leider Vinicio Capossela verschijnt in diverse hoedanigheden tijdens zijn concerten - klik op foto
De excentriekeling wordt door vrijwel elke autoriteit de Italiaanse Tom Waits genoemd. Niet helemaal terecht; de Italiaan is veel theatraler en de rauwheid van zijn stem klinkt wat minder natuurlijk. Wel kan Capossela, net als zijn Amerikaanse held, verdronken in zijn piano, melancholische liederen dichten; bovendien trekt hij zich niets aan van welke conventie dan ook. De toetsenist, gitarist en zanger heeft menig inspiratiebron: van maffiafilms tot Charles Bukowski en van Griekse mythen tot Jack Kerouac. Hij uit zijn ideeën in een avontuur voor de kijker en luisteraar. Zo stond zijn band verspreid over het podium, bespeelden de musici enkele ongebruikelijke instrumenten (tuba, theremin) en droegen zij allen onalledaagse kledij met opvallend hoofddeksel. Een concert moet een belevenis zijn volgens Capossela: "I like to scare people a little, but then make them feel safe again, and go home hugging each other like friends."
In zijn liedjes wordt veel betrokken. Bijvoorbeeld Medusa, de mythische figuur met een kapsel bestaande uit slangen. De mythe zegt dat een blik van Medusa je in steen verandert. In de fantasie van Capossela moet de Griekse held de chachacha dansen om zich van deze vloek te bevrijden. Hij zette een imposant Medusamasker op en het vrolijke ritme van de chachacha galmde door het Bimhuis. Verder produceerde het sextet van Capossela stijlen als de wals en woeste Balkanmuziek. Komisch was de theremin van Vincenzo Vasi. Deze voorloper van de synthesizer reageert op afstand tussen de handen; het apparaat hoeft niet te worden aangeraakt. Het geluid lijkt op een kluchtige viool. Ook de trompet, trombone en tuba van Eusebio Martinelli droegen bij aan de jofele sfeer.
Capossela is een meester in het bespelen van zijn publiek. Hij overweldigt iedere toeschouwer bij aanvang van het concert door vreemde kreten, opzichtelijke tenues en nog wonderbaarlijkere muziek. Na zijn ingestudeerde Nederlandstalige zinnetje ‘dit is pas het begin’ zakte hij wat in en besteedde meer aandacht aan zijn teksten en inhoud. Hij haalde ergens wat maffe keyboards/orgeltjes vandaan en deed denken aan de zwoele Paolo Conte.
Echter waar Conte zich onderscheidt en internationaal wordt gelauwerd, spreken hier wel de internationale beperkingen van Capossela. Zijn ballads waren niet interessant zonder de beheersing van de Italiaanse taal; de identiteit lag hier voornamelijk opgesloten in zijn teksten, niet in de muziek.
Al snel werd de vermakelijke krankzinnigheid weer hervat en Capossela bouwde zijn performance op naar een extatisch hoogtepunt. Hij strooide rozenbladeren naar de tribunes die letterlijk op en neer deinsden. Het publiek, veelal van Italiaanse afkomst, genoot. En terecht, wat een showmaster.