Mike Patton & Zu: hoempapa als moordwapen
CONCERTRECENSIE. Tivoli Utrecht, Mike Patton & Zu, 6 maart 2008
beeld: Thomas Huisman
door: Mischa Andriessen
Een saaie man is hij nooit geweest, Mike Patton. Toen hij met zijn band Faith No More ten tijde van hun grote hit “Epic” het Utrechtse Tivoli aandeed, sloeg hij al tijdens het eerste nummer de microfoonstandaard aan barrels. ‘Before this concert I ate a space cake,’ luidde de plausibele verklaring. Dat deden er meer, maar die manische blik in Pattons ogen maakte duidelijk dat je bij hem nooit kon weten wat je moest verwachten.
Mike Patton is een nukkig en wispelturig podiumbeest. Drummer Jacopo Battaglia (midden) van het Italiaanse trio Zu stampt tijdens het gehele concert lustig door.
Later in Paradiso bleek dat de beveilingsmannen op het podium er niet waren om de band tegen publiek te beschermen, maar andersom. Een stagediver werd door Patton de toren Marshalls in gewerkt, een ander kreeg als dank voor zijn ambitie on stage een liedje mee te zingen de microfoon letterlijk in zijn strot geduwd en een derde werd zo hardhandig aan zijn ballen opgetild dat de security het genoeg vond en de ongelukkige uit de woeste greep van de zanger bevrijdde.
Meer nog dan een nukkig en wispelturig podiumbeest was en is Mike Patton een bijzonder zanger en musicus. Hij verplaatst zich schijnbaar moeiteloos in tal van genres; kan heel soulvol zingen en onbarmhartig krijsen, rocken, rappen, funken… Het liefst allemaal door elkaar, van de ene tel op de andere, alsof er een schakeling in zijn hoofd wordt omgezet. Bij Faith No More mengde hij en zijn bandmaten metal met hiphop en funk, maar mixten daar met een gerust hart het achtste strijkkwartet van Sjostakovitsj doorheen.
Na Faith No More ondernam Patton allerlei. Hij bleef actief in zijn band Mr Bungle deed verschillende projecten met John Zorn, viel in bij The Dillinger Escape Plan, speelde in Peeping Tom, Tomahawk, met Björk en het Tin Hat Trio en veel, veel meer. De grote gevarieerdheid zag je weerspiegeld in het publiek dat in groten getale naar Tivoli was gekomen; onder meer metalheads, noise-adepten, gothicmeisjes en jazzliefhebbers met colbertjes en baarden.
Het Italiaanse trio Zu houdt ook niet van stilzitten en evenmin van stijlvastheid. Het kraakte met Eugene Chadbourne samen klassiekers als Black Sabbaths “Iron man” en James Browns “Sex machine” op de cd “Motorhellington”. Ze namen cd’s op met bekende vrije jazzpioniers als Ken Vandermark, Mats Gutafsson, Fred Lonberg-Holm en Hamid Drake, maar zetten daarnaast tal van andere samenwerkingsprojecten op stapel. Onder meer met het Nederlandse Ex. Wat van de tijdelijke verbintenis tussen vier muzikale omnivoren verwacht mocht worden, was daarom met geen mogelijkheid op voorhand te zeggen, maar saai zou het zeker niet zijn…
Toch was het dat; saai, zeker in het begin, omdat eigenlijk niets gebeurde. Een stevig doorstampende drummer, baspartijen als een snoeiharde, monomane dreun waarover baritonsaxofonist Luca Mai niets anders wist te spelen dan hetzelfde. Als hij iets wist te spelen, want vaak hing zijn sax ongebruikt voor zijn volle buik als een overdadig groot uitgevallen broche en eigenlijk was dat beter, want niet spelen, betekende lucht. Ruimte in de muziek. Mike Patton was ondertussen druk doende zijn vocalen tot aan de pijngrens te vervormen tot een snerpende fluittoon. Dat waren de contrasten waartussen deze gelegenheidsband zich bewoog; diepdonkere, loodzware bassen, stroperig als olie en het pijnlijke hoog van de mishandelde stem. Alsof iemand 220 volt of meer door een kanarie joeg.
Op zeker moment kwam er wel meer lijn in het experiment. Drummer Jacopo Battaglia en Patton slaagden er in elk geval in een vorm van communicatie met elkaar te bewerkstelligen, waardoor er bij vlagen interessante klanklandschappen ontstonden. Bij vlagen. Voor het overgrote deel dreef het kwartet op de overrompelende kracht van bruut decibelgeweld en energie, als een legereenheid, een doodseskader dat erop uit trekt om koppen te snellen. Het gebrachte is echter allemaal maar opgepompte kracht, de suggestie van kracht, want de ritmes en melodieën (zover die door de geluidsbrij wisten te dringen) hebben maar weinig om het lijf. Hoempapa die op beschaafd volume niemand zou verontrusten.
Murw gebeukt op weg naar huis, bespraken twee jongens het concert. ‘Dat het zo hard was, vind ik niet erg.’ Zei een jongen tegen zijn vriend. ‘Ik heb het wel harder gehoord, maar die herrie. Het was zo’n verschrikkelijke herrie.’