Mike Reed’s Loose Assembly: weer een juweel uit Chicago
CONCERTRECENSIE. SJU Jazzpodium Utrecht, Mike Reed’s Loose Assembly & Rempis Percussion Quartet, 30 maart 2008
beeld: Maarten Mooijman
door: Mischa Andriessen
Vrije improvisatiemuziek uit Chicago krijgt dit jaar speciale aandacht in de programmering van het SJU Jazzpodium. Jorrit Dijkstra was al te gast met zijn prachtige Flatlands Collective en tijdens het Utrecht Jazz Fest ook Joe McPhee en Peter Brötzmann die Wuppertal geregeld inruilt voor ‘the windy city.’ Dit keer waren met Mike Reed’s Loose Assembly en Rempis Percussion Quartet twee tamelijk nieuwe groepen aan de beurt en er volgen er dit jaar nog meer.
Mike Reed’s Loose Assembly was een van de twee vrije improvisatiegroepen uit Chicago die speelden in SJU
De keuze voor Chicago als focusstad is zonder meer terecht. De plaats heeft al jaren een unieke jazzscene waarin elke keer weer bijzonder talent opduikt. Zo logisch als het is dat het SJU een aantal van deze groepen voor het voetlicht brengt, zo jammer is het dat de publieke belangstelling het zo laat afweten. Alle tot dusver geprogrammeerde artiesten verdienen veel meer luisteraars dan ze kregen.
Mike Reed’s Loose Assembly
“Last Year’s Ghost” de vorig jaar verschenen debuut cd van dit door drummer Mike Reed aangevoerde kwintet kreeg zeer positieve recensies. In het SJU had de groep maar weinig tijd nodig om duidelijk te maken dat die lovende woorden volkomen terecht waren. Het vijftal opereert in de opmerkelijke bezetting van slagwerk, bas, altsax, vibrafoon en cello. Een bezetting die een grote scharkering klankkleuren in zich draagt; de cello versterkt de bas of versmelt met de sax, de sax geeft de vibrafoon diepte, de vibrafoon zorgt voor een uitgelezen balans tussen hoog en laag in het totale klankbeeld.
Reed heeft zijn muziek duidelijk rond deze band gecomponeerd. Zijn aanpak is verwant aan die van John Hollenbeck wiens Claudia Quintet wat sound betreft wel raakvlakken heeft met die van Loose Assembly. De muziek van Mike Reeds groep wortelt echter veel steviger in de jaren zestig. Het werk van Archie Shepp met Bobby Hutcherson klinkt er bijvoorbeeld in door en een eigenzinnige versie van Max Roach’ “Gharvey’s ghost” paste probleemloos tussen de eigen stukken.
Loose Assembly weet het beste uit de melodische vrije jazz uit die jaren te koppelen aan een moderne manier van muziek maken die tegelijkertijd zowel ingetogen als energiek is. Mooi voorbeeld daarvan is vibrafonist Jason Adasiewicz die zeer druk met zijn stokken in de lucht beweegt, maar slechts spaarzaam het metaal van zijn instrument beroert. Een andere opvallende speler is saxofonist Greg Ward die onverwachte ritmische accenten paart aan een prachtige sound.
De muziek van Loose Assembly heeft iets lieflijks en dromerigs, maar de stevige drive die door Reed en bassist Josh Abrams wordt neergelegd, zorgt ervoor dat zij niet vluchtig en ijl wordt. Om deze muziek zo los te kunnen laten klinken, is een ongehoorde hoeveelheid werk en vakmanschap nodig. Het is een van de grote verdiensten van Loose Assembly dat het lijkt alsof ze het allemaal ter plaatse verzinnen.
Rempis Percussion Quartet
Het Rempis Percussion Quartet is samengesteld uit twee leden van de Vandermark 5 (Dave Rempis en Tim Daisy) en twee uit de bands van Keefe Jackson (Frank Rosaly en Anton Hatwich). Meest opvallend in de bezetting is natuurlijk de aanwezigheid van twee drummers. Geen zeldzaamheid, denk aan Brötzmann Chicago Tentet of aan Sun Ra, maar in zo’n kleine groep toch zeer bijzonder.
Het Rempis Percussion Quartet speelde met twee drummers
Rosaly en Daisy zijn gelukkig beide zeer bekwame drummers wier levendige spel qua volume toch zeer beheerst blijft. Het optreden begon sterk met hypnotiserend basspel van Hatwich waarover Rempis heel krachtige, lange lijnen legde. Vooral op tenor heeft Rempis een machtige sound waarin ook een ingehouden emotionaliteit doorklinkt. In de langzamere nummers werkte die combinatie van stuwende ritmes, zorgvuldig gekozen diepe bastonen en explosieve saxpartijen bijzonder goed. In het snellere werk moest Rempis echter te veel zijn toevlucht nemen tot repetitieve patronen die vaak verraderlijk dicht in de buurt van de toonladders kwamen.
Hoe knap uitgevoerd ook; het Rempis Percussion Quartet werd toch enigszins het slachtoffer van het eigen complexe concept waarin de verantwoordelijkheid voor alle melodische variatie op de schouders van een man kwamen te liggen. Rempis kwam wat dat betreft een heel eind, maar uiteindelijk net niet ver genoeg.