Pat Martino combineert routine met energie
CONCERTRECENSIE. Bimhuis Amsterdam, Pat Martino, 2 juli 2008.
beeld: Ger Koelemij
door: Tim Sprangers
‘We have two shows tonight’ vertelde Pat Martino bij aanvang van zijn concert. De gitarist begon met een vijf kwartier durende ode aan zijn voorbeeld Wes Montgomery en vervolgde na een half uur pauze met voornamelijk eigen werk. Het was een drie uur durend avontuur van een topmuzikant die weliswaar in de bop is blijven hangen, maar toch bijzonder spannend zijn instrument bespeelt.
Het kwartet van gitarist Pat Martino afgelopen woensdag in Bimhuis
Het geheim van Martino is zijn gelouterdheid in combinatie met een buitengewone energie en openheid. De zestiger kwam vanuit Philadelphia eind jaren ’50 naar New York, in de nadagen van de bebop en hoogtijdagen van de hardbopsessies. Hij sliep bij Les Paul en dronk chocolademelk met John Coltrane. De Italiaanse Amerikaan speelde met Jimmy Smith, Sonny Stitt en Chick Corea. Door een aneurysma verloor Martino twintig jaar later vrijwel alles wat hij in zijn gehele leven had geleerd. Het gitaarspelen pakte hij weer op door zijn eigen platen te beluisteren en na te spelen.
De sympatieke gitarist heeft een indrukwekkende portie levenservaring wat hem alleen maar meer energie lijkt te geven. Zowel in de eerste als de tweede set spatte de vurigheid ervan af. Hij ademde even tijdens een ballad met toetsenist Rick Germanson, maar overige composities waren vrijwel constant een wedstrijd tussen snelheid van hersenen en snelheid van vingers. Stiltes waren er niet; als het applaus dreigde te verdwijnen, werd het volgende nummer ingezet.
In de eerstes set liet Martino horen waarom zijn held Montgomery door velen wordt gezien als de allergrootste jazzgitarist allertijden. Montgomery speelt verhalend, op lieve en eigenaardige wijze. Martino is soms wat feller dan zijn voorbeeld, bouwt de composities voller, maar houdt zich wel vast aan de lyrische vertelwijze van Montgomery. Het is razend knap wat de gitarist doet; een tribute vraagt om een nauwkeurige en degelijke discipline. Drummer Scott Allan Robinson vormde hierin een ideale partner. Hij opereerde dienend en deed geen gekke dingen, maar bleef betrouwbaar en toch zeker niet saai. Robinson pakte de juiste accenten mee en deed dit subtiel en overtuigend.
Rick Germanson, Pat Martino, Scott Allan Robinson
Ook de jonge bassist David Ostrem en pianist Rick Germanson voelden alle composities perfect aan. Bladpapier lag voor hen, maar hier werd nauwelijk naar gekeken. Plotselinge ritmewisselingen zoals in Montgemory’s ‘Full House’ waren voor ieder vanzelfsprekend. De variatie op ‘Oleo’ van Sonny Rollins was origineel en verrassend; toen het einde leek te naderen veranderde de toch al gecompliceerde maatsoort naar freejazz om vervolgens op vloeiende wijze te ontsporen in een ordinaire blues. Het was een eigenaardige en frisse beschouwing van een favoriete klassieker van Martino.
Tijdens de tweede set verwisselde Germanson zijn vleugel in voor de elektrische piano met fender rhodes klanken. Ook in combinatie met het vrijere spel van Martino ontstond een andere sfeer in vergelijking met de eerste set. Martino speelde meer op intuïtie en verkende stiekem hier en daar wat grenzen. Dat hij ook met John Scofield heeft gespeeld bleek zo nu en dan; heel soms leek hij een valse noot met scheurgeluid te willen spelen. Het is boeiend te zien dat Martino zich laat beïnvloeden door vele muzikanten, maar uiteindelijk een bopgitarist pursang zal blijven. Hij neemt invloeden van een Scofield mee, om zijn boprepertoire juist te verrijken. De basis blijft liggen bij het idioom van Montgomery of Charlie Christian. En terecht, want hier liggen de kwaliteiten van Martino. Sterker nog, hierin zal wellicht niemand hem kunnen overtreffen.