Muziek bepaalt de beelden
CONCERTRECENSIE. Bill Frisell takes on Keaton, Morrison & Woodring. Amsterdam, Bimhuis, 13 november 2008.
beeld: Maarten Mooijman
door: Tim Sprangers
Cultuurfilosoof Theodor Adorno en muziekcomponist Hanns Eisler schreven in de jaren veertig een boek, waarin zij hun kritiek uitten op filmmuziek. De muziek in Hollywoodfilms maakt de mensen dom en onbewust. De Amerikaanse filmindustrie heeft de consument via filmmuziek conventies opgelegd waardoor zij bepaalde filmbeelden als vanzelfsprekend ervaren en onmogelijk meer zelf kunnen nadenken over hetgeen wat ze zien.
Bill Frisell leefde zich in het Bimhuis uit op de stille films van Buster Keaton, Jim Woodring en Bill Morrison
De kijker waant zich volgens de twee theoretici in de illusie van de mogelijkheid tot het maken van keuzes, maar in feite bepaalt de muziek wat hij denkt. Het oor is lui en passief en waardeert al snel gewoontes en conventies als ‘goed’; de waardering van kunst ligt gelijk aan de herkenning van kunst. In hun boek ‘Composing for the film’ uit 1947 noemen Adorno en Eisler een ‘rationally planned irrationality’ van de Hollywood filmindustrie om mensen zich te laten wanen in de vrijheid van gedachten.
In het Bimhuis was een groot scherm opgehangen waarvoor gitarist Bill Frisell, bassist Tony Scherr en drummer Kenny Wollesen de daarop geprojecteerde films muzikaal begeleidden. De veelzijdige Frisell (Garbarek, Zorn, Lovano, Costello) houdt zich al jaren bezig met het componeren van filmmuziek. Interessant in zijn nieuwste project is dat hij stille films begeleidt met muziek. De geestige strips van Jim Woodring, de experimentele en hergeconstrueerde oude films van experimentalist Bill Morrison en de lachwekkende stille films van Buster Keaton voorzagen de drie muzikanten live van muzikale begeleiding.
Het geeft een extra dimensie aan de zestig jaar oude filosofische theorie die nog steeds een hoop waarheden bevat. Want wat als er nu op filmbeelden wordt geïmproviseerd, in plaats van dat deze zorgvuldig worden gecomponeerd? In de eerste set musiceerden Frisell, Scherr en Wollesen op de tragiek van Morrison en de komische tekeningen en klei-animaties van Woodrig. Voornamelijk tijdens de jaren twintig film van Morrison was de muziek prachtig. Frisell heeft zich in zijn lange muzikale carrière in vele genres begeven; hij liet ze bijna allemaal horen tijdens de beelden. Scheurende uitspattingen en elektronische vervormingen afgewisseld met mooie jazzlijnen en sferische soundscapes. Hoewel het een, zeker voor nu, amateuristisch expressief filmpje betrof, vulde voornamelijk Frisell de beelden met leven en emotie. Scherr lette goed op en maakte de verhalen van de gitarist af.
Tony Scherr, Bill Frisell en Kenny Wollesen
De tweede set draaide meer om vermaak. Buster Keaton is dé grappenmaker van de stille film. De band hield droge countrymelodietjes als basis voor de melige theatrale capriolen van Keaton. Acties als geweerschoten, traplopen, en bellen kon Wollesen natuurlijk treffend dirigeren met zijn bekkens en snaredrum. Het was allemaal komisch, de zaal lachte de longen uit het lijf, de muzikanten wisten exact hoe te reageren op welke actie, maar heel spannend was het allemaal niet meer.
Frisell liet voornamelijk tijdens de eerste set zien hoe de van oorsprong stille films een concreet andere dimensie kunnen krijgen door muzikale begeleiding. Improviseren op beelden laat je anders naar de visualisaties kijken en tegelijkertijd ook weer anders naar de muziek luisteren. Adorno en Eisler hadden gelijk dat muziek bepalend is voor de opvatting van de film. Op het podium gecreërde dynamiek laat je meevoeren met de beelden. Grote verschil nu echter is de constante interactie tussen beeld en geluid door de improvisatie ter plekke; je bent nu juist gedwongen oplettend te luisteren én te kijken. De innemende Bill Frisell zorgde met zijn eigenzinnige opvattingen en spel voor een boeiende avond.