Andrew D’Angelo is terug, en hoe! CONCERTRECENSIE. Andrew D’Angelo Trio, Amsterdam, Bimhuis, 28 november 2008
door: Tim Sprangers
Eind januari ontstond er de nodige opschudding in de jazzwereld. Andrew D’Angelo bleek een hersentumor met zich mee te dragen. Omdat hij niet verzekerd was, werden er tientallen benefietconcerten georganiseerd en konden sympathisanten geld doneren via D’Angelo’s website. Negen maanden na dato is de altsaxofonist en basklarinettist op wonderbaarlijk snelle wijze genezen en tourt hij door Europa.
Het weergaloze trio van rietblazer Andrew D'Angelo met slagwerker Jim Black en bassist Trevor Dunn.
Middels alternatieve therapieën is hij gezond verklaard. Opmerkelijk is voornamelijk dat hij acteert alsof er niets gebeurd is. De ongetemporiseerde levenskracht in zijn spel, de droogkomische, cynische humor en de grote, ondeugende glimlach: nog altijd tekenen deze elementen de prettige vertoning van de muzikant. In het Bimhuis stond D’Angelo met slagwerker Jim Black en bassist Trevor Dunn op het podium, kompanen uit Human Feel en Tyft.
Het trio had veel weg van deze spraakmakende bands. De wilderigheid van elke muzikant en zeker ook de groep als geheel, de tallozo ritmebreaks en grenzeloze dynamiek, de diversiteit in stijlen, losse kreten en voornamelijk ook de energie, tekent elke groep waar D’Angelo in participeert. Het trio staat als een huis met sterke en verrassende composities en grote individuele kwaliteit. Het mengt de stijlen jazz, jazzrock, rock, funk, drum & bass en klassiek. Dit alles is omlijst door een dosis creativiteit en improvisatie. Het wordt nimmer saai om te kijken of te luisteren naar gezelschappen die zelden te betrappen zijn op een verlies van concentratie of plezier en daarbij ook nooit de makkelijkste weg kiezen; de spanning blijft consequent aanwezig.
Het geluid van D’Angelo is behoorlijk rauw en zwaar. Voornamelijk in stukken met een hoger tempo, gaat hij krijsen en bulderen. Het is mooi te zien hoe hij kort na het eind van elk nummer wil doordenderen naar het volgende. Enkele intro’s op zijn basklarinet waren fraai van klankkleur, terwijl hij op zijn altsax meer imponeerde in snelheid en volume. De samenwerking met Dunn was bijzonder. De doffe lijnen van de bassist lieten het trio rocken en maakten het tegelijktijd op prettige wijze verontrustend. Voornamelijk de melodieën die hij op synchrone wijze meeliep met D’Angelo zorgden voor een veelzijdig groepsgeluid: er wordt goed naar elkaar geluisterd, maar misschien nog belangrijker is de kracht en kennis van de composities.
Met Black stond een ingenieuze slagwerker op het podium. De Amerikaan buigt zich letterlijk over zijn instrument en voegt allerlei eigenzinnige tributen toe. Via hakkerige ritmes ontstaat een heerlijk experimentele funk. Black laat vaak een stilte vallen waardoor in een fractie spanning wordt opgebouwd die telkens weer vlammend wordt ingelost. Of juist niet. Het tekent de opwindende onrust van de gehele band.
Met enkele woorden bedankte D’Angelo iedereen die hem op welke wijze dan ook heeft gesteund. Hij wilde kort iets vertellen over zijn ziekte, maar haperde grinnikend door een flauwe grap van Black. Het zegt veel over zijn relativeringsvermogen; zo snel weer op tournee. Andrew D’Angelo is terug. En hoe.
© Jazzenzo 2010