Edward Simon/David Binney’s Afinidad: nieuwe wijn in oude zakken
CONCERTRECENSIE. Edward Simon/David Binney’s Afinidad, Paradox Tilburg, 6 maart 2009.
beeld: Thomas Huisman
door: Rinus van der Heijden
Een goed concert. Daarvoor tekende Afinidad, de groep van Edward Simon en David Binney. Een kwartet dat naast de pianist en altsaxofonist nog contrabassist Scott Colley en slagwerker Antonio Sanchez herbergt. De vier Amerikanen worden gezien als vertegenwoordigers van een nieuwe generatie jazzmuzikanten en dat wisten ook jongere jazz- en andere muziekliefhebbers, getuige hun grote opkomst deze avond in muziekpodium Paradox.
Is goed ook mooi? Dat was de vraag bij het optreden van Afinidad in Tilburg. Op de foto pianist Edward Simon, bassist Scott Colley en saxofonist David Binney.
Als je stelt dat Afinidad bestaat uit een nieuwe generatie jazzmusici, wat mag je daar dan van verwachten? In elk geval geen nieuwe muziek of nieuwe denkbeelden over de jazzhistorie. Wel gedegen vakmanschap, dat een goed concert in Paradox opleverde. Maar is een goed ook een mooi optreden? Mooi en goed zijn immers twee verschillende begrippen als je kunst consumeert. Goed betreft meestal de uitvoering, mooi de wijze waarop de ‘consument’ het kunstzinnig aangebodene oppikt en beleeft. Als kunst beroert, dan wekt zij emotie op, raakt zij de ziel van luisteraar of kijker, veroorzaakt zij een verandering in zijn of haar bewustzijn.
Hoe pakte dit uit bij Afinidad? De vier technisch begaafde individuen moesten elkaar aan het begin van een Europese tournee nog vinden. Het groepsspel in Tilburg was statisch, bijna verwurgd door de stijve, kamermuziekachtige aanpak. In de eerste set speelde Afinidad op pianist Edward Simon na, angstvallig vanaf het papier. In de tweede set werden de teugels wat gevierd, maar spontaniteit bleef ook hier ver te zoeken.
Antonio Sanchez maakte naam bij Pat Metheny, Chick Corea en Michael Brecker, maar daar was binnen de Afinidad-combinatie weinig van te merken. Met hortend en stotend drumspel, waarover hij te pas en vooral te onpas knalharde accenten plaatste, hield hij de boel zelden bij elkaar. Contrabassist Scott Conley was als eenling opperbest; het collectief kon hij zelden naar een hoger niveau tillen. Alleen pianist Edward Simon maakte een meer dan aanvaardbare indruk. Ook al ging zijn spel vaak verloren in het slagwerktumult van Sanchez, toch was duidelijk dat Simon een intuïtieve musicus is, die op zijn gevoel speelt en de muziek een beetje warmte meegaf.
Door dit alles kon Afinidad nauwelijks ontroeren. De muziek van het viertal is klinisch, academisch, wordt vertolkt vanuit het hoofd, zelden vanuit het hart. De muziek klonk precies zoals het moet en daar wringt natuurlijk de schoen. Jazz klinkt namelijk bijna altijd beter als zij wordt gespeeld zoals het niet móet. Wat was het eindresultaat mooier geweest als de vier voorgeschreven noten regelmatig hadden overgeslagen, nieuwe hadden verzonnen of bestaande hadden ‘verbouwd’.
David Binney, Edward Simon, Antonio Sanchez
Het eenzijdigde concept van Afinidad leidde er toe, dat de groep in de uitvoering ook terugviel op sjablonen. Het hele concert lang was het bij elk stuk hetzelfde: wat inleidende chorussen van de altsaxofoon, waarna het trio piano, contrabas en slagwerk voor ellenlange intermezzi zorgde, telkens hetzelfde van opbouw en steeds gespeend van variëteit of spanning. Waarom zochten altsaxofoon en slagwerk, contrabas en piano, piano en altsaxofoon - en verzin zelf maar even andere combinaties - elkaar niet op?
En David Binney? Ook voor hem geldt: een dikke voldoende voor zijn beheersing van de altsaxofoon. Maar waar is zijn eigen geluid? Hij doet soms aan Ornette Coleman denken, of aan Art Pepper of Phil Woods en soms zelfs aan Maceo Parker, maar nergens aan Binney zelf. Wat een verschil met een concert een week eerder in Paradox, waar Sonny Fortune zijn ziel binnenste buiten keerde en overmatig aantoonde, dat je de gehele jazztraditie op zak kunt hebben en daar desondanks een eigen toon uit kunt destilleren. Zo ver is David Binney nog lang niet, ook al pakte hij in enkele strakke, up-tempopassages uit als de groten die hem voorgingen. Uitpakken betekent zonder uitzondering scoren bij het publiek, maar zulk technisch vertoon maakt van een saxofonist nog geen eenzaat.
Zo zie je maar dat ook nieuwe generaties jazzmusici zich lang niet altijd kunnen onttrekken aan het aloude cliché: nieuwe wijn in oude zakken.