Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Mike Stern inspireert in masterclass

MASTERCLASS
door: Ronald Sterk









Mike Stern: "je moet durven, pas dan leer je vloeiend spelen." 



Meestergitarist Mike Stern deelde een jaar geleden zijn kennis met zo’n dertig gitaristen tijdens een masterclass bij Max Guitar in Scheveningen. Zijn boodschap: studeren, luisteren, componeren, spelen. “Never give up.”

“Veel gitaristen zijn open-minded”, zegt Mike Stern (1953). Jazz, rock, blues, pop – gitaristen spelen al snel van elke stijl wat. Dat deed Stern zelf ook. Hij luisterde als kind (op z’n twaalfde begon hij op de gitaar) veel naar de radio met Motown en bluesartiesten als BB King. Hij ontdekte Hendrix en Clapton, wat nog hoorbaar is in zijn spel: opdrukken met vibrato. Vooral diatonische muziek dus met ‘voor de hand liggende’ akkoorden zonder alteraties. Zijn moeder draaide jazzplaten: “The keys were changing, what the fuck!” Niet dat het per se ingewikkeld moet zijn, want Stern vindt het ook te gek om te soleren over twee akkoorden: “Zolang je maar speelt met je hart”. 

Indrukwekkend cv
Zijn staat van dienst is om van te watertanden. Stern speelde met Blood Sweat and Tears, Yellowjackets en Miles Davis, om er maar een paar te noemen. Diezelfde Miles adviseerde Stern ooit naar een afkickkliniek te gaan, want de alcohol en heroïne begonnen zijn sporen na te laten. Dat was het moment waarop Stern inzag dat er iets niet klopte. Want tja, als Miles zoiets zegt … De in Washington DC opgegroeide gitarist – zijn moeder speelde piano en wilde dat haar zoon viool ging spelen – overwon zijn verslavingen en groeide uit tot een van de meest bepalende gitaristen in de jazz en fusion. In 1997 kreeg hij de Gibson Award voor beste jazzgitarist. En Downbeat zette hem op de lijst van de 75 beste gitaristen aller tijden. 











Mike Sterns koffertje met Boss-pedalen.



Rechter hand ‘vastgezet’

Zo’n gitarist móet een verhaal hebben. Van zo’n talent móet je wat kunnen leren. Dus gingen we, op een zondagmiddag met een waterig zonnetje boven de haven van Scheveningen, naar Max Guitar. Daar speelde hij als vanouds op zijn afgeragde Yamaha Pacifica, vol dutsen en deuken. Een hals met vet en vuil – nieuwe snaren dat wel – en een eenvoudig koffertje met Boss-pedalen. Zijn sound, daar moet je van houden. Op CD klinkt het ruimtelijk en uitgebalanceerd, maar in Scheveningen hoorde je vooral kille elektronica, die Sterns muzikale ziel wat versluierde. Maar goed, de noten waren op z’n plek en dat is toch waar het om draait. Nog een ding: een paar jaar geleden brak Stern beide armen door een ongelukkige struikeling. Op zijn verzoek heeft de chirurg zijn rechterhand en pols ‘vastgezet’ in de stand waarmee hij nog kan spelen met vingers en plectrum. Als je goed luistert, heeft hij wat souplesse ingeleverd. Maar who cares bij een gitarist die op 120% speelt en 10% moet inleveren … In de masterclass deelt Stern zijn kennis en ervaring met zo’n dertig gitaristen. Een bevlogen relaas samengevat in vijf tips.

1. Neem les, speel veel
“Als je écht verder wil op de gitaar, zoek dan een goede leraar die je de weg wijst. Een ervaren docent die je zegt ‘vandaag doe je dit, volgende week dat’. Dat maakt het allemaal een stuk makkelijker. Ik had eerlijk gezegd geen idee waar ik moest beginnen. En na een tijd verloor ik zelfs de moed: fuck, I will never learn this shit. Als jij dat moment ook krijgt, hou dan vol. Ik heb een keer van woede mijn gitaar uit het raam willen gooien, maar gelukkig woonde ik in een souterrain ... Uiteindelijk ga je vloeiender spelen en gaan anderen zeggen dat je vooruit gaat. Dat heeft mij op de been gehouden. Onthoud ook: je bent nooit klaar, ook ik heb nog steeds een leraar: pianist Garry Dial, die me nieuwe dingen laat ontdekken.”











"Zelf componeren verbeterde mijn spel."



2. Geef nooit op

“Toen ik begon met noten lezen vond ik dat erg verwarrend. Ik bedoel, op de piano heb je één centrale c, op de gitaar zit die noot op vijf plekken – pain in the ass. Ik zeg niet dat een piano een toffer instrument is, gitaristen kunnen opdrukken en vibreren, dat kan een pianist niet, haha. Toen ik op Berklee College of Music serieus ging studeren, wist ik niet waar ik moest beginnen, er was zó veel informatie. Harmonie, theorie – het voelde als het leren van een nieuwe taal. Ik dacht ook: jazz zal ik nóóit leren. Niet zoals ik bijvoorbeeld vloeiend Engels spreek. Ik spreek die taal zonder erover na te denken, ik dacht dat ik dat nooit kon bereiken met de taal die jazz heet. Maar ik pakte de ene methode na de andere. Vooral die van William Leavitt heeft me veel gebracht, maar er zijn miljoenen goede methodes, zoals Joe Pass on guitar en Joe pass guitar style – zeer geschikt om bebop lijnen te leren spelen. Transcribeer stukken die je mooi vindt, schrijf ze helemaal uit. En wees niet bang fouten te maken als je speelt. Je moet durven, pas dan leer je vloeiend spelen. Gaan! Doen!”

3. Speel simpel, met akkoordtonen
“Lijkt makkelijker dan het is: neem een akkoordenschema – kan van alles zijn: een jazzstandard of blues, en speel alleen grondtoon, terts, kwint en zeven. Dus alleen de 1, 3, 5 en 7 van elk akkoord. Zo wil je natuurlijk niet spelen op een optreden, maar het is een prima oefening. En als je een 2-5-1 voor je hebt – bijvoorbeeld Cm-F7-Besmaj7 – speel dan niet alleen de toonladder van Bes groot. Maar denk eerst C-dorisch, dan F-mixolydisch en over het derde akkoord Bb-ionisch (=Bes majeur). Over die drie akkoorden speel je dus drie verschillende toonladders. Heb je dat in je vingers, word dan wat vrijer en probeer wat colortones toe te voegen: de 4, de 6 , de 9, de 11 en de 13 bijvoorbeeld. I fumble like a motherfucker. Durf dat ook weer los te laten, rommel wat aan en ontdek zo nieuwe melodieën. Ook belangrijk: oefen met metronoom, met de klik op de 2 en de 4.”

4. Luister naar andere muzikanten
“Laat je inspireren door grote muzikanten. Ikzelf keek ook wat Bach deed bijvoorbeeld. Hij schreef sonates voor viool: lees de noten, speel de noten en probeer te begrijpen wat er gebeurt. Ineens zag ik het: verrek het zijn arpeggio’s, allemaal akkoordtonen. Het gaat dus om lezen, begrijpen, luisteren. Ik heb veel gehad aan het luisteren naar blazers als Sonny Rollins, die prachtige chromatische lijnen speelt. En naar Miles Davis natuurlijk. Veel van wat Miles speelt is blues-based, daar kun je veel van opsteken. Ik luisterde ook naar gitaristen als Pat Martino. En naar Wes Montgomery, die geen noot kon lezen en alles op gehoor deed. Zij spelen bebop en dat kan intimiderend ingewikkeld klinken. Laat me je een paar ideeën geven waarmee je dicht bij die sound komt. Speel eens een C-arpeggio: c-e-g-b-c. En speel die 1, 3, 5, 7 nog een keer, maar begin dan met de noot die eronder ligt. Dus b, c – es, e – enzovoort. Op en neer. Vervolgens breng je een variatie aan: je begint met de daarboven liggende noot die in de C-toonladder zit. Dus d, c-f, e-a, g-c, b-d, c. Op en neer. De derde stap is het mixen van beide ideeën. Klinkt behoorlijk indrukwekkend!”

5. Schrijf je eigen stukken
“Je zult je persoonlijkheid op je instrument ontwikkelen als je gaat componeren. Iedereen heeft z’n eigen stem, z’n eigen sound – jij ook. Ik was er eerst bang voor en heb heel wat ideeën verscheurd. Wat wil je ook: na twintig keer het couplet te spelen, was ik er wel klaar mee. Mijn advies: schrijf je eigen stukken en maak ze af. Je kunt altijd later nog bijslijpen. Zelf componeren verbeterde mijn spel. Ik zing ook vaak met wat ik speel, dat brengt me op ideeën. Een zangmelodie is zo natuurlijk, zo vloeiend, want het komt recht uit je hart. Speel je zanglijnen vervolgens op gitaar en je frasering gaat met sprongen vooruit. Je versnelt je ontwikkeling als je én lessen neemt én studeert én optreedt. Het is ook een kwestie van veel vlieguren maken, stop er veel tijd in, dat hoor je terug. Ik heb ook geleerd niet meer bang te zijn voor foute noten. Een misser is niet erg, mits je er niet te veel speelt. Laat gerust de rafelrandjes horen in je spel, het hoeft niet perfect. Bij een gig probeer ik altijd één nieuw idee uit, als dat mislukt is er geen man over boord.”



Mike Stern improviseert, samen met een gitarist uit het publiek (Richard Doodkorte).




© Jazzenzo 2010