Pat Metheny’s Orchestrion imponeert het meest door de techniek
CONCERTRECENSIE. Pat Metheny, 11 februari 2010 Concertgebouw Amsterdam
door: Mischa Andriessen
Met zijn nieuwste project heeft Pat Metheny de wildste muzikale fantasieën die hij had sinds hij op negenjarige leeftijd de pianola van zijn opa zag, vrij baan gegeven. Een aantal vernuftige technici heeft in samenspraak met de gitarist een systeem bedacht waarmee Metheny met zijn instrument een immense batterij aan instrumenten in werking kan stellen, die reageren op wat hij speelt. Het gaat niet om de techniek, maar om de muziek heeft Metheny al in menig interview laten weten. Zoals hij eerder ook telkens technische verfijningen of vernieuwingen ten dienste van zijn composities stelde.
De kort geleden verschenen cd ‘Orchestrion’, waarop dit wonderlijke eenmansorkest voor het eerst te horen was, deed echter helaas twijfels rijzen of Metheny wel in zijn opzet is geslaagd. Er zijn genoeg intrigerende en/of pakkende passages, daar niet van, maar de conclusie moet uiteindelijk zijn dat de manier waarop de muziek tot stand is gebracht, revolutionairder is dan de muziek zelf, die dicht bij de stijl van The Pat Metheny Group is gebleven. Hooguit is er, met name in het titelnummer, een duidelijke invloed van minimal Music te beluisteren. Het zal niet toevallig zijn dat Steve Reich, wiens ‘Guitar Phase’ Metheny ooit inspeelde, op de danklijst staat.
Zoals wel vaker hebben Metheny’s melodieën hier wat onnadrukkelijks, pas later blijkt dat je ze moeilijk uit je hoofd krijgt. Jammer is wel dat de uitvoeringen iets stroefs hebben, dit ‘zelf spelend orkest’ is een ingenieus en waarschijnlijk zelfs geniaal concept, maar het lijdt aan hetzelfde euvel als zoveel machinaal- of computergestuurde muziek: het resultaat heeft toch de typerende houterigheid van het mechanische.
Live kwam daar nog een probleem bij. Metheny en zijn crew waren in Londen overvallen door een sneeuwstorm waardoor ze Amsterdam ternauwernood en veel te laat bereikten. De technici hebben zich ongetwijfeld uit de naad gewerkt om ervoor te zorgen dat het concert met een acceptabele vertraging kon beginnen. Daar verdienen ze absolute hulde voor, zoals ook de instelling van Metheny zelf voorbeeldig te noemen was; in een lange set haalde hij heel veel uit de kast. De verstoorde voorbereiding was er wellicht debet aan, dat de geluidskwaliteit tegenviel. Jazz klinkt in het Concertgebouw helaas dikwijls tamelijk kaal, maar nu was de sound ook wat foezelig en diffuus, alsof de noten aan elkaar kleefden en niet van elkaar los wilden. Juist de helderheid van zijn geluid is een van de grote kwaliteiten van Metheny, hij smokkelt niet, moffelt geen nootjes weg, maar die transparantie kwam nu niet optimaal uit de verf.
Het concert begon met twee stukken uit het samenwerkingsproject van Metheny en ‘honorary dutchman’ Brad Mehldau. Het tweede stuk, het intrigerend exotisch klinkende ‘The Sound Of Water’ speelde Metheny op zijn beruchte Pikassogitaar, met zijn tweeënveertig snaren eigenlijk ook al een orkest. In het daaropvolgende nummer kreeg het publiek de kans om voorzichtig aan het muziekgevaarte te wennen, vervolgens werden de laatste doeken van het instrumentarium gehaald en werd het op afstand bestuurbare orkest in volle glorie zichtbaar. Metheny speelde alle stukken van zijn cd, zij het in een andere volgorde. Een begrijpelijke keuze want de eerste twee composities; het titelnummer en ‘Entry Point’ zijn de meest memorabele. Om de werking van ‘Orchestrion’ nog verder te demonstreren, speelde Metheny vervolgens een flink aantal improvisaties, die ook onder het manco van de houterigheid en foezeligheid leden, maar die ook minder in balans waren dat de gecomponeerde stukken. Prachtige passages, ook hier, maar tenslotte bleef er een gemis knagen. Door het concept en de magnifieke aanblik op één man die met enkel een gitaar strijd levert tegen de techniek, was het een onvergetelijk concert, maar anders dan Metheny wilde was het toch het ‘hoe’ meer dan het ‘wat’ van de muziek die de meeste indruk maakte.