Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Nog genoeg 'echte' jazz te vinden op North Sea Jazz

CONCERTRECENSIE. North Sea Jazz Festival, Ahoy, Rotterdam, 11 en 12 juli 2014
beeld: Thomas Huisman, Ron Beenen
door: Armand van Wijck

Met een programmering vol grote publiekstrekkers als Stevie Wonder, Robin Thicke en Pharrell Williams leek het er tijdens deze editie van North Sea Jazz even op dat de 'onvervalste' jazz volkomen ondergesneeuwd zou raken. Niets was minder waar, het moest alleen gezocht worden in de wat kleinere, vaak minder drukke zalen.

  
Martial Solal, John Scofield en Pharoah Sanders speelden op North Sea Jazz.

Zoals de Hudson op vrijdag, waar meestertrompettist Tom Harrell met zijn 'Colors of a Dream' het spits afbeet. Een bijzondere samenstelling door de afwezigheid van een harmonie-instrument, maar met de aanwezigheid van twee bassisten: Ugonna Okegwo op de contrabas en Esperanza Spalding, half verscholen achter een monitor met wat van veraf leek op een driekwart bas.

Zitplek
Heel mooi om te zien dat de hele zaal toch nog gevuld was met zo'n vierhonderd man, waarvan een groot deel geen zitplek meer kon vinden. Prachtig ook om te merken dat het ogenschijnlijk niemand deerde dat de band – met uitzondering van Spalding – nogal stijfjes aanvoelde. Dat was ook niet verwonderlijk gezien Harrell's trekken van schizofrenie met aan autisme verwante stoornissen. 

De bandleider bleef met gebogen hoofd als een levend standbeeld achter tijdens de andere solo's. Hij eiste niet de hoofdrol op. Er werd niet gepraat tussen nummers door. Geen onbekend tafereel voor wie Harrell wel eens eerder gezien heeft. En het mocht inderdaad ook allemaal niet deren. 

Het duurde even, maar Harrell vond gaandeweg het optreden zijn focus, speelde ontspannen en veroverde het publiek met zijn zwoele trompetgeluid en voorzichtig uitgemeten hardboplijnen. Na een uur spelen vormde hij samen met Spalding en Okegwo het hoogtepunt door een swingstuk als trio uit te voeren. Okegwo bekommerde zich om de walking bass en Spalding stukjes contraritme. Alles bleef minimalistisch en het werd wonderlijk genoeg niet druk. Ook de solo van Spalding met begeleiding van Okegwo kwam zeer goed uit de verf. 

  
Duoconcert van Brad Mehldau en Mark Guiliana. Contrabassist Pedro Pablo van het afscheid nemende Buena Vista Social Club. Pianist Tigran Hamasyan.

Waar het misschien wel aan onbrak was een vleugje meer creativiteit. Het was wellicht een bewuste keuze van Harrell, of het kwam door de aanwezigheid van twee bassisten, maar met drie blazers zonder harmonie-instrument zouden enkele arrangementen à la Gerry Mulligan op zijn plek zijn geweest. 

Jammer genoeg werden vrijwel alle thema's unisono geblazen. Geen driestemmigheid, geen contrapunt, geen vraag-antwoord, geen uitgespeelde akkoorden van de niet-solerende blazers onder andere solo's, op een klein stukje solo van Harrell na.

Pharoah Sanders
Enige stijfheid lag misschien ook in de verwachting bij het concert van de inmiddels 73-jarige Pharoah Sanders, die Harrell opvolgde in diezelfde Hudsonzaal. Die verwachting werd meteen aan banden gelegd toen de tenorsaxlegende in een glitterjasje, hoed en zonnebril het podium betrad. En hoewel hij licht gebogen en strompelend heen en weer liep, vermaakte en verraste hij het publiek tussen neus en lippen door: al dansend zakte hij door zijn knieën tot aan de grond. Sanders had het duidelijk naar zijn zin en zijn geluid en improvisaties klonken nog net zo emotioneel geladen als op de platen uit zijn hoogtijdagen, eind jaren zestig.

Het kwartet startte met wat leek op een vijftien minuten durende soundcheck in de vorm van een repeterende op en neergaande puls van pianist William Henderson, met in de achtervolging contrabassist Oli Hayhurst en drummer Gene Calderazzo. Onder het continu afstellen van zijn mondstuk en wat geneuzel met de monitor door blies Sanders in alle rust lange noten over het snelle spel van de ritmesectie. Wie zijn ogen dichtdeed, hoorde soms even John Coltrane.

  
Pianist William Henderson speelde piano bij Pharoah Sanders. Zangeres Mavis Staples.

Na het spiritueel getinte stuk freejazz knalde de band meteen door met rechttoe-rechtaan uptempo swing. Sanders was in topvorm en nam een lange solo, waarbij hij alles uit de kast haalde. Voor de echte fans was het gehele optreden een feest van herkenning. Sanders was – misschien door fysiek zware inspanning – wel opmerkelijk spaarzaam met het hoge register en de series boventonen waardoor hij zo bekend is. Maar al zijn zo kenmerkende licks passeerden uiteindelijk een keer de revue. 

Zoals tijdens twee outro's waar series van boventonen aan walvisgeluiden deden denken, zachtjes eindigend in Afrikaanse ritmes met alleen het tikkende geluid van de saxofoonkleppen. Sanders was een hoogtepunt van de vrijdagavond.

Mehldau/Guiliana
Een ander hoogtepunt die avond was het excentrieke optreden van pianist Brad Mehldau met drummer Mark Guiliana. Onder de naam Mehlania begonnen de twee enkele jaren geleden met een wat moeizame start aan dit project, maar lieten op North Sea Jazz zien dat hun unieke samenwerking inmiddels volgroeid is. Het was een ietwat verscholen diamantje op het overvolle festival. Mehldau op Fender Rhodes en vintage synthesizers met recht tegenover hem Guiliana achter de drums en sequencers. Samen fuseerden ze het synthesizergeluid en drumpatronen uit de progressivee rock en jazz van de jaren zeventig met stijlen uit de hedendaagse dance scene.

Dat leidde bijvoorbeeld tot een lounge-achtige vertolking van ‘My Favorite Things’, waarbij Mehldau langgerekte akkoorden op de synthesizer aansloeg met simpele en minimalistische melodielijnen daar bovenop. Alles geheel onthaast, met tussendoor spontane uitbarstingen van Guiliana die met een enorme berg muzikaliteit het publiek op het puntje van zijn stoel kreeg. Keer op keer wist hij een uiterst sfeervolle grooveneer te zetten of een spannende drumsolo waarop Mehldau altijd een antwoord had.

  
Het Nederlandse Artvark Saxophone Quartet. Benny  Golson. Dr. Lonnie Smith.

Lonnie Smith
Op zaterdag was dr. Lonnie Smith – pionier op het Hammond-B3-orgel – zeer terecht een van de populaire openingsacts. Er kon niemand meer bij in de afgeladen en snikhete kleine Madeirazaal. Begeleid door gitarist Jonathan Kreisberg en drummer Joe Dyson kwam de stijl van Smith helemaal tot zijn recht. De mix van jazz en soul met invloeden uit de gospel en R&B was mellow en dynamisch. De improvisaties subtiel en smaakvol. Nummers werden in alle rust opgebouwd, lang gerekt en steunden altijd zwaar op de groove. Het gitaarspel van Kreisberg smolt perfect samen met het orgelgeluid van Smith, soms zo veel dat ze samen net één instrument waren. 

Tijdens een langzaam en zacht R&B-nummer halverwege de set kon je in de bomvolle zaal een speld horen vallen. De tweede helft van de set werd ietsje experimenteler en energieker. Smith speelde bijvoorbeeld een lang intro, waarbij hij een strijkensemble nabootste en in zijn eentje op een klassiek kamerorkest leek. Tegen het einde liet hij ook wat meer zijn stem horen en perste er tot groot vermaak al grappend nog een korte imitatie uit van Stevie Wonder en Frank Sinatra.

Benny Golson
De Madeirazaal bleef ook de rest van de avond de plek waar gerenommeerde jazzhelden te bewonderen waren. Na Lonnie Smith was het de beurt aan niemand minder dan Benny Golson, tenorsaxofonist en componist van veel gespeelde jazzklassiekers zoals ‘I Remember Clifford’, ‘Killer Joe’ en ‘Whisper Not’. De 85-jarige,  bescheiden Golson straalde veel warmte uit naar de zaal en zijn medemuzikanten. In een speciale set die hij sinds kort overal speelt, nam hij het publiek mee terug in de tijd. Tussen de stukken door vertelde hij anekdotes over John Coltrane en Clifford Brown en deelde zijn gedachten over jazzmuziek en het leven van een jazzmuzikant. 

Op elk verhaal volgde een passende jazzstandard. Het was een set met bekende stukken als ‘Take The “A” Train’, ‘Mr. P.C.’ en natuurlijk zelfgeschreven werk. Ondanks zijn zichtbare vermoeidheid – hij had de avond ervoor ook al opgetreden in de grote Amazonzaal – liet Golson met stevig swingende boplijnen en melodieuze solo's horen nog steeds heer en meester te zijn op zijn instrument. Maar na een uur vol nostalgische jazz was hij helaas te moe voor nog een toegift.

  
Pianist Martial Solal. Jason Moran en Robert Glasper traden op ter gelegenheid van 75 jaar Blue Note Records. Dr. Lonnie Smith.

Martial Solal
De derde grootmeester zaterdagavond in de Madeira was de 86-jarige Frans-Algerijnse jazzpianist Martial Solal, vergezeld door de tweeling Francois en Louis Moutin op respectievelijk contrabas en drums. Dit was samenspel van de bovenste plank, geheel in de stijl die we van Solal gewend zijn. Zo werden jazzstandards als ‘Lover Man’ en ‘Caravan’ omgebouwd tot avantgardistische stukken. 

Het triospel was over de gehele linie druk en energiek, maar behoudend. Grote stukken thema werden vaak unisono uitgespeeld. Tijdens solo's volgde de tweeling nauwgezet elke vingerbeweging van Solal en zo ontstond er een levendige en navolgbare conversatie tussen drie instrumenten. Ideeën werden snel over en weer gegooid en aan sommige nummers leek niet echt een begin of einde te zitten. Korte, gezamenlijke breaks waren een wezenlijk onderdeel van het verhaal. Het veelvuldig inzetten ervan zorgde voor spanning en soms ook voor de enige structuur tussen alle vrije ritmes door.

De grens tussen wat vooraf was gearrangeerd en wat ter plekke werd bedacht, was vaak niet duidelijk zichtbaar. Technisch gezien waren er geen fouten te bespeuren. Een knap, geconcentreerd en intens concert van drie toppers die op de drukbezochte zaterdagavond meer hadden verdiend dan maar een halfvolle zaal.


North Sea Jazz 2014


© Jazzenzo 2010