Bill Frisell krijg je nooit te pakken
CONCERTRECENSIE. Bill Frisell’s Beautiful Dreamers, Paradox Tilburg, 9 april ’14
beeld: Gemma van der Heyden
door: Rinus van der Heijden
De Amerikaanse gitarist Bill Frisell is vanaf het begin van zijn glorieuze carrière iemand geweest die bij het vertolken van zijn muziek er allerlei vraagtekens aan meegeeft. Daarmee is hij een mysticus, die niet is te rubriceren. Sterke punt hierbij is, dat hij dat geheimzinnige, dat element van niet te pakken krijgen, vanaf 1973 toen hij de podia beklom, steeds verder weet uit te bouwen.
Een weergaloze avond met Eyvind Kang, Rudy Royston en Bill Frisell.
Wie deze avond zonder deze voorkennis naar het concert van Bill Frisell toog, kon daarom wel eens bedrogen zijn uitgekomen. Want bij Frisell c.s. lijkt het er meestentijds op dat het niet klopt: de muziek is té langzaam, notenpassages worden overgeslagen, de man lijkt duidelijk te zoeken: wat nu? Bovendien schijnen er steeds ankerpunten van herkenning op te doemen. Waarbij je denkt: hé, dit ken ik. Twee seconden later: of nee, toch niet…
Dit alles is echter de betoverende kracht van deze meestergitarist. De man die het muzikale erfgoed van de Verenigde Staten op allerlei manieren overeind wil houden, doet dat op een welhaast academische manier. Invloeden van jazz en country – wellicht de twee sterkste exponenten van dat erfgoed – zitten in zijn spel verborgen, maar ook Broadwaymelodieën, pop, flarden uit het Great American Songbook, klezmer, filmmuziek, eigentijdse gecomponeerde muziek en ga zo maar door. Een beetje herkenbaar, maar consequent bewerkt in de smidse van Frisell.
Verschillende benen
De gitarist lijkt zich onafgebroken voort te bewegen op twee verschillende benen. Heel functioneel is dat, want op die manier kan hij de luisteraar telkens op het verkeerde been zetten. Niet om hem te bedriegen, maar om te bewijzen dat muziek heel wat meer is dan wat via de oren je geest binnendringt. Laat het daar maar eens lekker rondwaaien. Dát is de zwaarwichtige boodschap van de Amerikaan.
Beautiful Dreamers bestaat naast de leider uit altviolist Eyvind Kang en slagwerker Rudy Royston. Een illuster gezelschap, want Royston is een slagwerker naar wie je met een kaarsje moet zoeken en Kang een musicus die even onvoorspelbaar en afwijkend is als Bill Frisell. Bovendien strijkt hij zijn altviool lang niet altijd, tokkelen en plukken blijkt eveneens tot zijn handelsmerk te behoren.
Bill Frisell, slagwerker Rudy Royston en altviolist Eyvind Kang.
De deuntjes die Bill Frisell aanwendt om hinkstapspringend plotsklapse wendingen en improvisaties-zomaar-uit-het-niets in te leiden, zijn zoals gezegd versluierend. ‘In My Room’ bijvoorbeeld van de Beach Boys is duidelijk herkenbaar, of is het toch Stravinsky? Even verder: Burt Bacharach of eh… Mexicaans? Kijk, zo gaat het onafgebroken bij Frisell. Voor je beseft wat er gebeurt, sleurt hij je al een ander universum in.
Achteloosheid
De – schijnbare – achteloosheid waarmee Bill Frisell zich in Tilburg door zijn concert bewoog, hield de spanning steeds gevangen: wat gaat hij nu doen? Maar niet altijd. In de tweede set duurde het op zeker moment wel heel lang voordat hij bij zijn uitkijkpost arriveerde. Maar toen hij die beklom voor een gitaarduet met een tokkelende altviool maakte het weer heel wat goed.
Een van de hoogtepunten van het concert was de vertolking van ‘It’s Nobody’s Fault But Mine’ van Blind Willie Johnson. Een gospelblues uit 1927 in optima forma. Ook de Beautiful Dreamers wentelden zich er behoorlijk authentiek in. Even maar, want Bill Frisell week al snel van het gebaande pad af door naar een mooie improvisatie door te buigen: jachtig en geïnspireerd. Uitmondend in een staaltje hogeschoolgitaristiek. Met wederom hoopjes dank aan slagwerker Rudy Royston, die voortdurend uiterst verrassend uit de hoek kwam, met zware accenten, verbuiging van de melodie of onvoorziene tempowisselingen.
Themaatje
Zo werkte het trio zich naar het laatste stuk van het concert toe: een zich eindeloos herhalend themaatje van een handvol noten, dat met langzaam wisselende, geïmproviseerde bewerkingen onder handen werd genomen. Daarop kon het niet uitblijven dat er een toegift kwam. Die zette Bill Frisell in met de Gershwinklassieker ‘I Loves You, Porgy’, om na een paar minuten over te schakelen op een ander stuk. Welk? Je mocht ernaar raden, want met verwondering werd het concert geopend en met dezelfde vervreemding verdwenen de Beautiful Dreamers naar de kleedkamer.