Dwaallichtjes door het avondland van de jazz
CONCERTRECENSIE. Mats Eilertsen Trio & Splashgirl. Paradox Tilburg, 31 januari 2014
beeld: Gemma van der Heyden
door: Rinus van der Heijden
Onder de noemer ‘Hubro Labelnight’ had Paradox twee groepen uitgenodigd, die behoren tot de jonge Noorse jazzscene. En Hubro past daar ook binnen, want het is een klein platenlabel uit Noorwegen.
Het trio van contrabassist Mats Eilertsen met pianist Harmen Fraanje en slagwerker Thomas Strønen verzorgde het openingsconcert.
Zowel het Mats Eilertsen Trio als Splashgirl vallen onder het begrip pianotrio. Dat is het enige dat hen bindt: de beide trojka's liggen wel heel ver uit elkaar. Splashgirl is een ensemble dat het vooral moet hebben van de totaalklank; het trio van contrabassist Eilertsen maakt een soort kamerjazz, waarin de individuele verrichtingen het eindproduct zijn van de muziek.
Uit het niets
Het Mats Eilertsen Trio, met op piano Harmen Fraanje en op slagwerk Thomas Strønen, opende dit dubbelconcert. Het begon uit het niets en bouwde laag na laag toe naar een vulkanische uitbarsting, waarbij Harmen Fraanje op-zijn-Rachmaninovs de piano tartte. Het was de enige uiting van krachtpatserij, want dit trio zoekt het in kleinigheden, in verborgen hoekjes van de improvisatie, in ijle, aan de vergetelheid ontrukte klankarchitectuurtjes.
Het openingsstuk was meteen het visitekaartje van het Mats Eilertsen Trio. Een tokkelende strijkstok op de contrabas, ritselende slagwerkgeluiden en daarna breed uitgesmeerde piano-akkoorden vormden het begin van een zoektocht naar kleine geluiden, die als dwaallichtjes door het avondland van de jazz zwierven. Minieme geluiden bijvoorbeeld uit met doeken gedempte trommelvellen en het gebruik van heel dunne en heel korte stokjes. En wijd uiteenliggende basnoten, die ineen grepen met de motregen van noten uit de piano.
Elk van de vijf composities die op de lessenaars stonden, was een voortzetting van de voorgaande. Of anders gezegd: elk stuk vormde een laag, die op de vorige werd gelegd. Zo ontstond een fraaie, logische opbouw van een soort suite. Waarbij het niet anders kon, dan dat die suite naar een al dan niet verrassende climax zou leiden. En die kwam, onontkoombaar en dus in feite niet verrassend. Maar wel overweldigend; noodzakelijk om de geaccumuleerde spanning weg te laten vloeien.
Splashgirl bestaat uit pianist Andreas Stensland Løwe, slagwerker Andreas Lønmo Knutsrød en contrabassist Jo Berger Myhre.
Splashgirl
Splashgirl's concept is vooral gebaseerd op ritmes en tempi. Die lagen logischerwijs vooral bij het slagwerk, dat daarmee vrij baan maakte voor de piano van Andreas Stensland Løwe. Slagwerker Andreas Lønmo Knutsrød sloeg een eentonig ritme, daarbij spaarzaam ondersteund door zijn laptop en ander computergerei. Het werd een doorgaande lijn, die langzaam van accent veranderde.
Het trio dreigde al snel te verzanden in zijn eigen eenkennigheid. Maar toen het ritme naar de achtergrond werd verdrongen, kwam er ruimte voor meer individuele inbreng. Hierdoor trad onvoorspelbaarheid binnen en kwam er spanning om de hoek kijken. Ook pianist Løwe kreeg hulp van wat elektronica, waardoor hij op bepaalde momenten zijn instrument kon laten doorgalmen. En als contrabassist Jo Berger Myhre zijn toongenerator even liet voor wat hij was, streek hij tegendraads, wat binnen dit concept contrastrijk en verademend werkte.
Bij Splashgirl is er voortdurend sprake van een onderhuidse frictie, die de ene keer bijna irriteert en een andere keer intrigeert. Daarin ligt de kracht van deze drie jonge Noren, die weliswaar jazz produceren, maar daarin even goed plaats inruimen voor elkaar overlappende toonreeksen, zoals je die ook tegenkomt bij Olivier Messiaen. Terwijl de eenvoud van een minimal-musiccomponist als La Monte Young vlakbij om de hoek ligt. Diens bijeenbrengen van samenklanken plus zijn voorkeur voor lang aangehouden tonen (drone) maken wellicht dat Splashgirl nogal eens wordt ingedeeld in het hokje van drone jazz; het zij zo.
Massief
Het trio maakt gewoonweg stevige bouwwerken die op een massieve ondergrond staan, schept atmosferische stroop, die over vrijwel elke compositie wordt gegoten. En legt verbanden tussen jonge ontwikkelingen in de popmuziek en verworvenheden die jazz en eigentijdse gecomponeerde muziek hebben opgeleverd. Geen koelte die je in Scandinavië denkt tegen te komen, maar kleine muzikale warmtebronnen waar onverwachte elementen evenwijdig lopen aan vooraf, knap bedachte structuren.