Fred van Doorn - Blue Notes; jazzportretten BOEKBESPREKING Net als in “Lost heroes” kiest Van Doorn in “Blue notes” voor een thematische ordening. “Lost heroes” bracht enkele vergeten helden uit de jazz in beeld. “Blue notes” behandelt werk en leven van eenentwintig musici die voor het roemruchte Blue Note label hebben opgenomen. De keuze voor de geportretteerden is een persoonlijke. Iedere jazzliefhebber zal in Van Doorns keuze een aantal favorieten terugvinden en er een aantal missen. Dat is inherent aan de opzet. Van Doorn streeft geen volledigheid na, maar doet verslag van zijn eigen fascinaties. Dat is prettig, want een naslagwerk over Blue Note bestaat er natuurlijk al; Richard Cooks “Blue Note Records, a biography.”
Fred van Doorn - Blue Notes; jazzportretten
Uitgeverij Thomas Rap
Paperback, 221 blz
Uitgegeven: 2008
Prijs: 17,90
ISBN 9789060057469
www.thomasrap.nl
door: Mischa Andriessen
“Lost heroes”, Fred van Doorns vorige boek over jazz, is een van de pareltjes uit de jazzbibliotheek die Uitgeverij Van Gennep in de jaren tachtig probeerde op te bouwen. Wie het wil hebben, moet zijn heil bij antiquariaten zoeken, maar gelukkig zijn een paar geactualiseerde portretten uit dit werk ook opgenomen in “Blue notes.”
Dat het beroemde label de leidraad vormt in dit boek is een keuze met een kleine schaduwzijde. De werkwijze van Blue Note destijds, met jaarlijks verschrikkelijk veel sessies waaraan vaak dezelfde muzikanten deelnamen, leidt bij beschrijving onherroepelijk tot een wirwar van namen. Daarbij treden er veel herhalingen op omdat veel door Van Doorn ooit bewonderde musici met elkaar hebben gespeeld op hun beste platen. Art Blakey met Lou Donaldson, Lou Donaldson met Jimmy Smith, Jimmy Smith met Tina Brooks, Tina Brooks met Lee Morgan, Lee Morgan met Hank Mobley. Hank Mobley met Art Blakey enzovoort, enzovoort. Het mag er dan voor zorgen dat je als lezer je aandacht er goed moet bijhouden, het is ontegenzeggelijk ook de charme van zowel het label als het boek.
Een belangrijk winstpunt is dat vrijwel de hele catalogus uit de topjaren van Blue Note overal voor zeer weinig geld te krijgen is. Wie door Van Doorns portretten geïnteresseerd raakt in een muzikant kan vrijwel moeiteloos kennis nemen van diens muziek. Dat was bij zijn ‘lost heroes’ vaak veel lastiger. Die overvloed staat in schril contrast tot de tijden van schaarste waarin Van Doorn voor de jazz gewonnen werd. Platen waren mondjesmaat verkrijgbaar en schrikbarend duur. Om die reden zijn veel musici nooit in Nederland bekend geworden. Anderzijds is de zucht naar vergeten of over het hoofd geziene helden daaruit verklaarbaar. Wat in de winkels lag, was maar een fractie van wat er werd gemaakt en uitgebracht.
Zoals gezegd laat Van Doorn zich door zijn eigen voorkeuren leiden. Voor de hand liggende namen als Sonny Rollins en John Coltrane komen aan bod, te verwachten anderen als Herbie Hancock en Wayne Shorter niet. Wel Stanley Turrentine, geen Ike Quebec. Andrew Hill wel, Bobby Hutcherson niet. Dit keer heeft Van Doorn ook niet gezocht naar de randfiguren. Geen Baby Face Willette, geen Harold Vick, geen Jack Wilson, geen Fred Jackson, Lou Blackburn, Kenny Cox of Julius Watkins.
De musici die in “Blue Notes” aan bod komen, mogen dan voor de enigszins ingevoerde jazzliefhebber geen grote onbekenden zijn hun lot was vaak niet gelukzaliger dan dat van hun glad vergeten vakbroeders. Veel slachtoffers van ‘the jazz life’, drank, dope, gebrek aan aandacht en erkenning. De drang om in de schijnwerpers te staan, heeft menigeen muzikale keuzes doen maken die hen door de hardcore fans niet in dank zijn afgenomen. “Blue notes” leest nu en dan als een mantra waarin de geschiedenis zich in al haar onrechtvaardigheid keer op keer herhaalt. Dat die geschiedenis zo levendig blijft, is ten dele Fred van Doorns verdienste.
© Jazzenzo 2010