Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Jeroen de Valk – Go man, go!

BOEKBESPREKING

Jeroen de Valk – Go man, go! In de coulissen van de jazz
Uitgever: Vangennep Amsterdam
Isbn: 9789055150847
Paperback, 174 blz.
Prijs: € 17,50
Uitgegeven: 6 april 2009
Websites: www.vangennep-boeken.nl - www.jeroendevalk.nl
Door: Erno Elsinga





Het interviewboek ‘Go man, go!’ van Jeroen de Valk bevat twintig interviews met bekende en minder bekende jazzmuzikanten, het merendeel afgenomen in het tweede deel van de jaren negentig. Over het algemeen schilderachtige gesprekken die haarfijn de conditie van de muzikant op dat moment, vastlegt. Oude interviews brengen natuurlijk niets nieuws, maar vormen wel de ultieme, eerstehands geschiedschrijving. In een notendop, weliswaar.

Jeroen de Valk (1958) schreef van 1979 tot 2000 over jazz voor Het Parool en Jazz Nu. De interviews in ‘Go man, go!’ zijn deels drastisch herschreven en verschenen niet eerder in boekvorm. Eerder publiceerde De Valk biografieën van Chet Baker en Ben Webster.

Elf van de door De Valk geïnterviewde muzikanten in ‘Go man, go!’leeft niet meer. Een enkeling werd zelfs vlak voor zijn dood geïnterviewd, zoals de aan longemfyseem lijdende pianist Jimmy Rowles in 1996. Een triest interview; de 77-jarige Rowles ligt elke dag op de bank voor de tv, aan het zuurstof en gewapend met een zaklantaarn om de foto’s aan de muur te belichten die zijn imponerende carrière staven. De pianist was de meest gevraagde begeleider van de Amerikaanse westkust, zangeressen vochten om zijn diensten. Zo toerde hij drie jaar met Ella Fitzgerald en was hij vocal coach van Marilyn Monroe. Maar Rowles is op; zelfs de piano in de hoek van de kamer is hem al te ver. “Dit is mijn laatste interview, wat maakt het uit, niemand is nog in mij geïnteresseerd.”

Bekende namen die De Valk voor zijn boek interviewde zijn onder meer Sonny Rollins, Joe Zawinul, Dave Brubeck, Ellis en Branford (vader en zoon) Marsalis, Charlie Haden en Michael Brecker.

Pure jazz bestaat niet
Opvallende overeenkomsten zijn de angst en de onzekerheid die verschillende musici bevangen, de tomeloze bewondering voor Miles Davis en de gezamenlijke verachting voor Wynton Marsalis. Joe Zawinul (interview 1995) is heel duidelijk: “Wynton maakt muziek van voor 1965; hij is jaloers op originele geesten.“ En, om het Marsalis nog maar eens in te wrijven: “Er bestaat niet zoiets als pure jazz. De jazz is ontstaan als mengvorm en dat zal altijd zo blijven.”

Ook krijgen we dankzij De Valk een inkijkje in de keuken van de Nederlandse jazzgeschiedenis door de interviews met Rita Reys, Hein Van de Geyn, Cees Slinger, Pim Jacobs, Joris Teepe, Rinus Groeneveld en Ruud Brink.

De interviews met Pim Jacobs (in 1996, drie maanden voor zijn overlijden) en Rita Reys (in 1997) vullen elkaar aan. Reys vertelt over haar eerste man, de in 1957 overleden slagwerker Wessel Ilcken, en over Jacobs, haar tweede man die ze eveneens aan de dood verloor. Het zijn beide zeer lezenswaardige verhalen waarvan De Valk het vraaggesprek met Jacobs met zeer veel moeite geplaatst kreeg in Het Parool, ‘vanwege het oubollige imago van Jacobs’.

Cees Slinger vertelt waarom hij de roemruchte Amsterdamse jazzclub Sheherazade aankocht en het samen met enkele muzikanten vier jaar runde, en over het verdwijnen van de maandengagementen door de opkomst van de popmuziek waardoor live-jazz schaars werd. Hein Van de Geyn legt uit (interview 1990) waarom hij Nederland drie jaar verruilde voor de VS, over de Hilversumse niet avontuurlijke jazzscene en de Amsterdamse ‘lelijke muziek’ jazzscene: “vroeger bestond de impro-scene uit mensen met artistieke pretenties die domweg niet konden spelen.” Joris Teepe wordt door De Valk een week in New York gevolgd, waar de muzikant voortdurend tussen wal en schip belandt omdat hij consequent voor zijn in Nederland woonachtige vriendin kiest waardoor veel interessante aanbiedingen aan zijn neus voorbij gaan.

Door de goede verstandhouding van Jeroen de Valk met de vele muzikanten is ‘Go man, go! In de coulissen van de jazz’, een onderhoudend interviewboek geworden dat inzicht geeft in het tijdsbeeld van de geinterviewde muzikant eind jaren negentig en dat bovendien bol staat van de amusante quotes.

Branford Marsalis (interview 1996): “Candy Dulfer is een cliché-muzikant. Ze doet wat ze kan en iets beters kan ze niet.”

-


© Jazzenzo 2010