Artikel geprint vanaf Jazzenzo.nl

Oene van Geel streeft naar eigen universum in muziek

INTERVIEW
door: Mischa Beckers









Oene van Geel: "Ik ben altijd nieuwsgierig".

Foto © Eddy Westveer.


De VPRO/Boy Edgar Prijs 2013 is voor altviolist, componist en arrangeur Oene van Geel. Van Geel representeert een indrukwekkende muzikaliteit die muziek als kunstvorm weer centraal stelt, meldde de jury. Het cv van de gedreven Van Geel bevat een grote diversiteit aan wapenfeiten.

Zo mengt hij op frisse wijze jazz, Indiase muziek, kamermuziek, vrije improvisatie en meer, verkent de mogelijkheden van de viool intensief, componeert voor eigen en andere ensembles, solisten en theaterproducties en is een veelgevraagd improviserend gastsolist. Van Geel toerde in Europa, India, Japan, de Verenigde Staten en Canada en is momenteel actief met Zapp4, Estafest, The Nordanians en het nieuwe kwartet OOOO.

De labels nieuwsgierig en gretig passen zonder meer bij deze muzikant. “Ik vind het leuk dat die naar voren springen”, zegt Van Geel. “Ik ben altijd nieuwsgierig. Er is zoveel moois en fantastisch. En tegenwoordig ook allemaal zo bereikbaar door allerlei concerten en filmpjes die je kan zien. Dus alles is onder handbereik. Ik kom ook uit een achtergrond waar altijd al veel muziek was. Bij mijn ouders veel folkloremuziek en Renaissancemuziek. Niet zoveel jazz. Dat komt echt meer uit mezelf. Maar Django Reinhardt en Stephane Grapelli, dat vond mijn vader wel leuk. Allerlei combinaties waren van nature al daar. Mijn tante zong moderne muziek en er kwamen allerlei interesses van mezelf bij”.

Invloeden
Van Geel ging dus niet speciaal op zoek naar invloeden? “Nee, je komt gewoon dingen tegen. Kijk, Indiase muziek kwam erbij omdat ik met Mark Haanstra en Chander Sardjoe ging spelen, allemaal leuke dingen ging doen. Die zeiden tegen me dat er een cursus was op het Sweelinckconservatorium met Zuid-Indiase muziekprincipes. En inderdaad, ik ben erg nieuwsgierig, dus die ben ik gaan doen. Vier jaar lang, bij de Spaanse componist Rafael Reina en regelmatig kwamen er ook musici uit Zuid-India. Daaruit volgden er allerlei kruisbestuivingen waarbij we ook naar India gingen. Daar ging ik spelen en werd het ook echt vlees en bloed. Zo gaan die dingen”.

Zuid-Indiase muziek is een rijke bron van inspiratie voor veel muzikanten. Een aantal, zoals Rudresh Mahanthappa en Vijay Iyer doet er ook onderzoek naar en publiceert er regelmatig over. Voor Van Geel is het ook een kwestie van onderzoeken, repeteren, componeren en uitvoeren maar vooral tegelijkertijd aan de slag gaan met zaken die op het pad verschijnen.

“Ja, die combinatie. Ik kreeg op het Sweelinck ook veel gedegen les in allerlei technische achtergronden van die Zuid-Indiase muziek. Diverse compositievormen en -structuren heb ik ook gebruikt, maar dan naar de jazz getrokken. Wat op een andere manier Rudresh Mahanthappa en Vijay Iyer ook doen. Maar tegelijkertijd, door samen te spelen en na te spelen geeft dat er voor mij bloed aan. Want de belangrijkste overdracht voor mij blijven toch de oren en gewoon de klank. En, ik hou erg van die Indiase esthetiek. Al die versieringen en stembuigingen. Het is heel vocaal en aan de andere kant ook ritmisch en ik hou ook enorm van ritme. Ja, ik heb daar veel te vinden”.

Stembuigingen
De kunst is om de versieringen en stembuigingen door te vertalen naar de viool. Een kolfje naar de hand van Van Geel. “Gekscherend zeg ik daarover vaak dat ik er een soort Hubo in ben, een doe-het-zelver. Ik doe dat gewoon na. Ik heb natuurlijk helemaal niet die Indiase scholing die iemand krijgt die daar jarenlang puur die muziek gaat studeren. Ik combineer het ook met invloeden die ik ken uit de Balkanmuziek als ik besluit om dat soort elementen in te zetten op een bepaald moment. Maar ik ben best geïnfiltreerd door het Indiase. Gewoon omdat er zo’n liefde voor die muziek is. Dat heb ik ook met het kamermuzikale bijvoorbeeld. Ik houd heel erg van piepzachte dynamiek tot aan uitpakken en contrasten”.

De totstandkoming van Van Geels geluid is een bijzonder verhaal. Hij luisterde veel naar jazz – vooral naar grote blazers als Wayne Shorter, Lee Konitz en Joe Henderson en kwam vaak als enige strijker bij de blazerssectie terecht. “Dat is voor mij de hele tijd het geval. Ik kom niet uit een typische klassieke training vanaf het begin, waardoor ik een heel groot vibrato zou moeten afleren. Ik kom meer uit de folk, pop en rockachtige manier van spelen. En als je het over jazz hebt was ik heel vaak, en ben ik nog steeds de enige strijker tussen blazers.”











"Gelukkig leven Sonny Rollins en Lee Konitz nog, mensen uit de
jazz die ik ongelooflijk vind". Foto © Eddy Westveer.



“Ik zoek het vaak op want ik speel erg graag met blazers samen. Met name saxofoons en klarinetten. Daar ben ik dol op in combinatie met strijkinstrumenten. Dan zoek je een soort mengklank op. Dat is natuurlijk van beide kanten. En dat maakt het zo interessant. Niet dat ik denk: viool hoor je zó te spelen. In die zin is het voor mijn gevoel bijna toevallig dat ik viool speel. Ik had net zo goed klarinet kunnen spelen”.

Pizzicato
Van Geel is veel met de mogelijkheden van de viool bezig. Naast het gewone strijken en pizzicato spelen zet hij het instrument in als een soort slaggitaar, haalt er microtonale klanken uit en vervormt zijn geluid met elektronische effecten. De mogelijkheden zijn nog lang niet allemaal verkend. “Zeker, maar dat geldt eigenlijk voor elk instrument. Soms hoor ik collega-violisten, ook in de geschreven of klassieke muziek, die instrumenttechnisch dingen doen waarvan ik denk: halleluja dat kan ik echt nooit van mijn leven, wat kan er veel.”

“Soms kan ik bepaalde dingen op die manier uiten door voor heel leuke mensen, die geschreven muziek spelen, te schrijven. Dan kan ik dingen, die ik zelf niet kan spelen, toch tot klinken brengen. Dat is heel inspirerend. Ik had het laatst met een stuk voor harp en cello. Ik ging dat met de muzikanten repeteren en dacht: geweldig dat ik dat mag bedenken en dat ze het zo spelen. Daar word ik heel tevreden van”.

Van Geel geeft de uitvoerders hierbij veel ruimte voor interpretatie. Maar, binnen zijn grenzen. “Kijk, als iets bijvoorbeeld heel strak ritmisch onder elkaar moet staan en het is op een plekje net niet zo dan zou ik zeggen: joh laten we daar even aan werken. Maar, als ze vinden: daar willen we zo’n gat laten of we willen daar in een langzamer tempo gaan, kan dat natuurlijk prima. Ik vind het juist veel leuker als mensen het naar hun hand zetten. En vaak bouw ik ook, als ik in zo’n kamermuziekkader schrijf, ruimte in voor als ze willen improviseren. Dan reik ik ze wat aan waarmee ze dat kunnen doen”.

Inspiratie
Inspiratie krijgt Van Geel van combinaties van musici en de manier waarop ieders kwaliteiten aansluiten. Hij noemt Oguz Büyükberber, een Turkse klarinettist, basklarinettist, die op een heel eigen manier moderne muziek, jazz en Turkse invloeden combineert. En Tony Roe, Tin Men & The Telephone, die hem op een wilde manier tussen allerlei techniek in zet.

Dan slaat hij aan het componeren. Zolang zijn fantasie maar aan de gang mag. Van de grote helden die hem inspireren of geïnspireerd hebben zijn sommigen, zoals pianist Bill Evans, niet meer in leven maar “gelukkig leeft Sonny Rollins nog, en Lee Konitz. Dat zijn mensen uit de jazz die ik ongelooflijk vind maar ook componisten als Bartók en Messiaen”.

Het kan ook iets anders zijn. Van Geel vertelt dat hij een tijdje geleden in de Hermitage was en keek naar een schilderij van Van Gogh. Hij was erg onder de indruk van zijn kleurgebruik. “Ik zag een zelfportret en dan denk je hé, er zitten paarse strepen in maar het klopt toch. Van Gogh creëert op zijn manier een soort universum”.











“Ik ben waar ik ben en ik krijg de waardering die ik krijg".
Foto © Eddy Westveer.


Het is een metafoor die Van Geel vaker gebruikt om aan te geven wanneer voor hem de muziek die hij bedacht heeft of hoort, klopt. De magie zit er in dat in de muziek, of in andere kunstvormen, het werk op zich een eigen universum kan vormen. Om bij Van Gogh te blijven: “Dat voelt alsof ik naar een wereld mag kijken die in zijn hoofd zit en die hij door die verf weergeeft. Dat heb ik ook als ik Bartók hoor. Natuurlijk weet ik wat er allemaal aan structuur onder ligt en hoe ingenieus het is. Maar toen ik op het Orlandofestival was waar we met Zapp4 een week artists in residence waren, speelde er ook een Frans kwartet Bartók. Met een passage met hele zachte akkoorden en op een gegeven moment speelt de cello daar een melodie overheen.”

Universum
“Op dat moment had ik het gevoel dat het dak hoger werd. Dan zit je in een soort universum in die muziek, voor mij dan, en dat vind ik zoiets ongelooflijks. Dat geeft een soort verdieping aan je beleving of aan je leven ook. We hebben allemaal natuurlijk de hele tijd te maken met dingen als kinderen die om zeven uur naar school moeten, dat met veel liefde doen. Maar je kunt in zo’n routine zitten en ik vind juist dat kunstuitingen je daar op een heel geweldige manier uit kunnen halen.”

Een onderdeel van de Boy Edgar Prijs is de avond in het BIM-huis die de artiest zelf mag invullen. Dit jaar is die op 9 juni. Van Geel is er direct mee aan de slag gegaan en iedereen die hij wilde dat mee zou doen, doet ook mee. “Daar ben ik heel blij om. En dan zijn we met negentien man, dus dat is een grote club. Alle mensen uit mijn hoofdgroepen Nordanians, Zapp4, Estafest en OOOO plus nog een aantal gasten doen mee. Ik heb er onwijs veel zin in. Het wordt allemaal mijn muziek maar zeker niet de Oene van Geel show. Ik wil iedereen lekker laten schitteren.”

“Ik ben waar ik ben en ik krijg de waardering die ik krijg ook doordat ik zo fijn met die mensen heb mogen en mag samenwerken. In die zin voel ik me wel in een soort muzikale familie staan, of een paar verschillende families en dat voelt te gek. Daar doe ik het voor, want een soort speerpunt is die communicatie en het samenspel, dat is voor mij de reden om te spelen, niet het solistenschap of zo”.

Oeniaans
Jeffrey Bruinsma, collegaviolist in Zapp4, kijkt er ook naar uit en omschreef wat hij verwacht als een Oeniaans spektakel. Wat mogen we daaronder verstaan? “Ik houd af en toe best van grote plannen. Door bijvoorbeeld in die grote theaterproducties met dansers en zangers en de hele reut te kunnen draaien, kan ik goed gestructureerd repeteren. Dus als ik twee repetities heb met zo’n grote groep en alle mensen goed ken, dan kan ik goed inschatten wat het wordt en dan wordt het best een contrastrijk en bont gebeuren. Tenminste, ik heb er in mijn hoofd allerlei leuke fantasieën over en het wordt leuk.”

“Bijvoorbeeld Mark Schilders is er, dat is de jongste speler en Theo Loevendie is de oudste. En natuurlijk lijkt het me prachtig om iets te doen dat door die generaties heen gaat. Alle mensen die meedoen komen hier uit de jazzscene en de geïmproviseerde muziek. Bassist Marc Haanstra doet mee, daar heb ik ook heel veel mee gespeeld, David Kweksilber mijn neef en Guus Jansen is er ook bij natuurlijk.”

“Trouwens als je het hebt over voorbeelden in Nederland, dan zijn Theo Loevendie en Guus Jansen mijn voorbeelden, een soort mentoren. Die staan ook op een eigen manier in de jazz en de geïmproviseerde muziek, ook aan de schrijfkant en willen ook niet kiezen. Ja, dat zie ik wel als mijn muzikale mentoren”.











Zapp 4, ook aanwezig tijdens de uitreiking van de Boy Edgar Prijs
op 9 juni in Bimhuis.
Foto © Merlijn Doomernik.


Daarbovenop komen de andere projecten waar Van Geel mee bezig is. ‘Drie Musketiers’ voor Holland Opera bijvoorbeeld. Daar begint hij deze zomer aan. Momenteel schrijft Van Geel voor de Nordanians een theaterproductie. Daarvoor is contrabassist Marko Bonarius, die een diepe basstem heeft, toegevoegd. “Er zit veel zang in het script, dus we gaan allemaal veel zingen. Er is een actrice bij, Nadia Amin, die speelt voor toneelgroep De Appel uit Den Haag. Zij doet veel tekst en gaat ook zingen. Nadia leest geen noten, dus denk ik na over wat ik ga aanreiken, hoe we er het beste uit kunnen krijgen, waar ik haar vrijheid geef et cetera. Dat vind ik een leuk spel, om in te schatten hoe dat gaat worden”.

Herman van Baar
De productie is een initiatief van Herman van Baar. Die maakte al eerder de teksten en deed de regie voor een stuk voor een theatergezelschap in Enschede, waarbij Van Geel de muziek verzorgde. “Mijn hoofdding blijft de muziek maar ik ben dol op allerlei samenwerkingen. Ik doe in die zin ook veel met Kenzo Kusuda, dat is een Japanse danser die in Amsterdam woont en we spelen regelmatig in duo. En ook daar kan ik nergens op terugvallen, die gaat zo in het onderbewuste, knalt gewoon in het avontuur en ik moet mee of ik wil of niet. Dat is heel inspirerend”.

En op dit pad wil Van Geel doorgaan. “Met al die fijne mensen blijven spelen. Ik vind dat ik niet te klagen heb over leuke, spannende dingen die er langskomen. Dat gaat gewoon door, dat is heel simpel, die muziek is gewoon belangrijk, ik hoef er niet rijk van te worden, zodra ik mijn vrienden mee op sleeptouw kan nemen op avontuur doe ik het. Dat houdt het simpel en ik heb tijd voor mijn kindjes. Ik ben niet heel ambitieus in de zin van dat ik denk: nu moet ik met die of die Amerikaan samen gaan werken of nu moet ik op dat podium staan”.


© Jazzenzo 2010