Kermis in de hel bij Regenorchester
CONCERTRECENSIE. Regenorchester XIV, Bimhuis Amsterdam, 25 februari 2013
beeld: Maarten Mooijman
door: Tim Sprangers
Er zijn Afrikaanse landen waar iedereen bij het kleinste buitje naar buiten rent en gaat dansen, de regen vieren. Lang leve de vruchtbaarheid. Maar in Nederland zeuren we vooral respectloos over regen, terwijl het toch een machtige natuuressentie is.
Het Regenorchester in het Bimhuis met trompettist Franz Hautzinger en gitarist Raphael Vanoli.
Dat oneerbiedige gezeik over de zeik van boven ligt al opgesloten in de eenvoud van de naam. Regen is regen, niet anders, klaar. Ja, je hebt geografische namen als stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regen. En in onze dagelijkse taal gebruiken noemen we motregen, stortregen misschien. Maar dat was het wel.
Hoe eerlijk zou het zijn om regen te eren met een groot vocabulaire aan lauwerende woorden. Over hoe hij in uiteenlopende verschijningen tot de aarde komt. Hoe hij het land voedt met woeste krachten of juist teder streelt als een liefdevolle moeder. Maar ook hoe hij ons bezighoudt met plotseling dreigende donderwolken, of hoe wij kunnen verlangen naar een flinke onweersbui op een snikhete dag.
Hete grond
En dan die verrukkelijke geur van koude regen op hete grond en niet te vergeten: de prachtige regenboogkleuren. Regen is niet te bevatten, onmogelijk vast te pakken, mysterieus, noodzakelijk, sfeerbepalend en natuurlijk soms ook stom irritant.
En zo is dat met veel meer natuurelementen: ongrijpbaar en bloedmooi. Waardoor zij dikwijls inspiratie vormen voor kunst, een menselijke interpretatie van deze onmogelijk te vatten verschijnselen. Aan de naam te herleiden laat het Regenorchester zich motiveren door de rijke beelden en ideeën die regen met zich meedraagt. Of de band dit in het Bimhuis echt doet of niet, het lijkt er in elk geval veel op.
In het steeds van samenstelling wisselende gezelschap van trompettist Franz Hautzinger wordt in een groot klanklaboratorium gezocht tussen de vlakken van akoestische en elektronische velden. En schaakt het kwintet anderhalf uur tussen sferen die uiteenlopen van een vriendelijk drupje tot een wolkbreuk van de meest angstaanjagende soort. Veel experiment dus, waarin onvoorspelbare, grillige geluiden geregeld belangrijker lijken dan de muzikale elementen ritme, melodie en harmonie.
Gerri Jäger. Ava Mendoza. Luc Ex.
Dat leidt tot fascinerende taferelen, met als een van de hoogtepunten Raphael Vanoli’s zelf ontwikkelde techniek waarbij hij op zijn snaren blaast en de klanken vervormt met elektronica. Alsof een wind van achter de bergen een goede plensbui aankondigt, zo klinkt het.
In het berglandschap klinken verder nog grommende beren en lachende kabouters. Ook het geluid van Hautzinger is gedrenkt in vervormingen. Dankzij dempers en lange delay krijgt zijn sound een eenzaam karakter. Alsof hij in een grot zit, omringd door spaarzaam, naar beneden vallende vochtdruppels.
Kruistocht
Het is een mooi schouwspel, zulke avonturiers in een kruistocht op zoek naar de grenzen van hun instrument. Maar vaak gebeurt dit wel heel eenzaam en in grote concentratie. Het zou mooi zijn als de geïsoleerde exercities soms beter samenkomen. Dat als de eilandjes aan waarde verliezen er iemand initiatief neemt en bruggen slaat.
Dat lukt soms als drummer Gerri Jäger en basgitarist Luc Ex een tandem vormen, maar beide improvisatoren zit het in de genen niet al te lang een ritme te laten zwieren. De opgefokte, gefragmenteerde ritmes van Jäger, die tegelijk in de weer is met keyboard en elektronica, vormen zijn handelsmerk.
Tekenend is daarom het einde van het concert. De groteske climax wordt gevormd door een complete chaos waarin iedereen stug zijn eigen ding blijft doen, maar dan met heel veel power. Het klinkt opgewekt en dreigend. Regen en zonneschijn tegelijk. Kermis in de hel.