Israel Galván toont moderne flamencodans
CONCERTRECENSIE. Israel Galván ‘La Curva’, Rotterdamse Schouwburg, 20 januari 2013
beeld: Maarten Mooijman
door: Tim Sprangers
Er is al veel geschreven over de controversiële flamencodanser Israel Galván. Hij danst in de geest van de legendarische Vicente Escudero (1892-1980) die lak had aan academische flamencoregels. Je gedraagt je zoals je je voelt en schikt je naar het moment, zo redeneerde Escudero, die vooral in de jaren dertig voor de nodige opschudding in de theaters zorgde.
Flamencodanser Israel Galván gaat het spel aan met jazzpianiste Sylvie Courvoisier.
De controverse ligt hier in de (schijnbare) tegenspraak tussen traditie en kunst. Willen we de bekende oertraditie netjes in stand houden of beschouwen we flamencodans als levende kunst? In het laatste geval zul je ook potentieel ongenadige revoluties binnen de kunstvorm moeten respecteren, of je het mooi vindt of niet. Creativiteit is vooral een proces op zoek naar perfectie, die gelukkig nooit wordt bereikt.
Ook Galván, een hoofdpersoon tijdens de Flamenco Biënnale die nu volop aan de gang is, laat theaters schudden op hun grondvesten. Niet zelden lopen bezoekers foeterend de zaal uit, kwaad over de verloedering van de normen en waarden binnen de flamenco(dans). Zijn misschien wel heftigste voorstelling ‘Lo Real’ gaat over de nazi’s en de vervolging van zigeuners. Een heikel onderwerp, dat hij in een groots theaterstuk met hedendaagse muziek uitbeeldt. Zonder romantiek en met weinig klassieke flamencodans. Maar wel met urgentie, Spaans temperament en gelijke dramatiek.
Bonje
De bonje zit hem natuurlijk in de zeshonderd jaar oude wortels van de flamenco. Voor veel Spanjaarden vormt de muziek een onderdeel van hun (nationale) identiteit. Kom je daar met je tengels aan, dan kom je ook aan hen. Daarom zullen de internationale voorstellingen tot minder oproer leiden dan in zijn thuisland.
In de Rotterdamse Schouwburg zie je om je heen enkel wat verbaasde blikken vanwege de absurdistische elementen van het stuk ‘La Curva’, een ode aan Escudero. Zo gooit hij een stapel stoelen om, roept de wat merkwaardige Nederlandse zin ‘Een kroket uit automaat’ en rolt hij in een vierkant poederveld. Dat laatste zorgt voor visueel spektakel.
Er gebeurt altijd wel iets, nooit is de kale ruimte op het grote podium ongevuld.
Wat Galván precies bedoelt met dit soort dingen, hij praat er nauwelijks over en laat het liever in het midden. Maar uit alles blijkt zijn recalcitrante of in elk geval compleet eigengereide blik op de flamencotraditie. Het is geen toeval dat jazzpianiste Sylvie Courvoisier een prominente rol heeft in het stuk. Galván houdt van spontaniteit, rare akkoorden en vooral niet voor de hand liggende interacties. Het spel dat hij aangaat met de pianiste is vermakelijk. Hoe zij elkaar dwingen tot expressiviteit bijvoorbeeld. De pianotapijten, rommelig en goed ruig gespeeld, leiden tot wilde danspraktijken.
Er gebeurt altijd wel iets, nooit is de kale ruimte op het grote podium ongevuld. Galván gaat ook het gesprek aan met Boboté die de ritmes aangeeft (compás) en de gezangen van Inés Bacan becommentarieert. De stem van Bacan is gewelddadig mooi: roestbruin, getekend en met immens volume.
Uit de kast
Maar de meeste indruk maakt de meester zelf. Hij haalt alles uit de kast om te laten blijken dat flamencodans heel veel meer is dan zwierende jurken en bloemen in de haren. Galván zoekt vooral de dialoog met het alledaagse, met zijn persoonlijkheid, wat hem beweegt en dat alles in het moment zelf. Hij tikt ritmisch op zijn lichaam, veegt woest over zijn lederen jas en maakt pirouetten met katachtige bewegingen.
Zijn dans met een toch behoorlijk robuuste houten tafel, die hij optilt, omgooit en vol passie omhelst, toont alle vormen van sensualiteit. Hij etaleert de controle over zijn eigen lichaam en doet alsof het geen moeite kost. Eigentijdse kunst van authentieke geweldenaars, daar worden we vrolijk van.
- De Flamenco Biënnale duurt nog tot en met 3 februari.